1. De bepalingen van dit Handvest zijn gericht tot de instellingen, organen en instanties van de Unie met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, alsmede, uitsluitend wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen, tot de lidstaten. Derhalve eerbiedigen zij de rechten, leven zij de beginselen na en bevorderen zij de toepassing ervan overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden en met inachtneming van de grenzen van de bevoegdheden zoals deze in de Verdragen aan de Unie zijn toegedeeld.
2. Dit Handvest breidt het toepassingsgebied van het recht van de Unie niet verder uit dan de bevoegdheden van de Unie reiken, schept geen nieuwe bevoegdheden of taken voor de Unie, noch wijzigt het de in de Verdragen omschreven bevoegdheden en taken.
Klik hier voor alle EU-rechtspraak waarin dit artikel wordt geciteerd
Officiële toelichting
Doel van artikel 51 is de werkingssfeer van het Handvest af te bakenen. Het beoogt duidelijk te stellen dat het Handvest in de eerste plaats geldt voor de instellingen en organen van de Unie, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Deze bepaling sluit aan bij artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat de Unie verplicht de grondrechten te eerbiedigen, alsook bij het mandaat van de Europese Raad van Keulen. Het begrip „instellingen” is vastgelegd in de Verdragen. De uitdrukking „organen en instanties” wordt in de Verdragen gemeenlijk gebruikt om alle instanties aan te duiden die door de Verdragen of door handelingen van afgeleid recht in het leven zijn geroepen (zie bijv. artikel 15 of 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).
Wat de lidstaten betreft, blijkt uit de jurisprudentie van het Hof ondubbelzinnig dat de verplichting tot eerbiediging van de in het kader van de Unie vastgestelde grondrechten alleen geldt voor de lidstaten wanneer deze optreden binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie (arrest van 13 juli 1989, Wachauf, zaak 5/88, Jurispr. 1989, blz. 2609; arrest van 18 juni 1991, ERT, Jurispr. 1991, blz. I-2925); arrest van 18 december 1997 (zaak C-309/96, Annibaldi, Jurispr. 1997, blz. I-7493). Het Hof van Justitie heeft deze jurisprudentie bevestigd in de volgende bewoordingen: „Bovendien zij eraan herinnerd, dat de eisen van bescherming van de fundamentele rechten in de communautaire rechtsorde de lidstaten ook bij de uitvoering van gemeenschapsregelingen binden.” (Arrest van 13 april 2000, zaak C-292/97, Jurispr. 2000, blz. I-2737, r.o. 37). Vanzelfsprekend is deze regel, zoals neergelegd in dit Handvest, zowel van toepassing op de centrale overheden als op de regionale of lokale autoriteiten, alsmede op overheidslichamen wanneer zij het recht van de Unie toepassen.
Lid 2, samen met de tweede zin van lid 1, bevestigt dat het Handvest geen uitbreiding van de bevoegdheden en taken die bij de Verdragen aan de Unie zijn verleend, tot gevolg kan hebben. Het is de bedoeling uitdrukkelijk te vermelden wat logisch voortvloeit uit het subsidiariteitsbeginsel en uit het feit dat de Unie slechts over de bevoegdheden beschikt die haar zijn toegewezen. De grondrechten, zoals deze in de Unie worden gewaarborgd, hebben slechts rechtsgevolgen in het kader van de door de Verdragen bepaalde bevoegdheden. Bijgevolg kan de krachtens de tweede zin van lid 1 aan de instellingen opgelegde verplichting om de in het Handvest neergelegde beginselen te bevorderen, slechts gelden binnen de grenzen van die bevoegdheden.
Lid 2 bevestigt voorts dat het Handvest niet tot gevolg mag hebben dat het toepassingsgebied van het recht van de Unie verder wordt uitgebreid dan de in de Verdragen vastgelegde bevoegdheden van de Unie reiken. Het Hof van Justitie heeft deze regel reeds vastgesteld met betrekking tot de grondrechten, waarvan wordt erkend dat zij tot het recht van de Unie behoren (arrest van 17 februari 1998, zaak C-249/96, Grant, Jurispr. 1998, blz. I-621, r.o. 45). Overeenkomstig deze regel is het vanzelfsprekend dat de verwijzing naar het Handvest in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie niet kan worden opgevat als een automatische uitbreiding van de mogelijke handelingen van de lidstaten die als „uitvoering van het recht van de Unie” (in de zin van lid 1 en voornoemde jurisprudentie) kunnen worden beschouwd.
Ontwikkelingen in de rechtspraak (arresten Akerberg en Melloni)
Het misverstand bestaat dat het Handvest een ‘Bill of rights’ is die op alle situaties in Europa en de lidstaten van toepassing is. Dat is niet het geval. De opstellers van het Handvest hebben de werking van het Handvest, in ieder geval wat de lidstaten betreft, willen beperken tot situaties die verband houden met het EU-recht. Dat blijkt uit artikel 51 van het Handvest. De bepalingen van het Handvest zijn gericht tot de instellingen, organen en instanties van de Unie. Het Handvest is ook van toepassing op de lidstaten, maar uitsluitend wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen. Het Handvest bevestigt de rechtspraak van het Hof dat de door het Handvest gewaarborgde grondrechten moeten worden geëerbiedigd wanneer een nationale regeling binnen het toepassingsgebied van het Unierecht valt, zodat er geen gevallen kunnen zijn waarin het Unierecht geldt zonder dat die grondrechten toepassing vinden. Wanneer het Unierecht toepasselijk is, impliceert dit dat de door het Handvest gewaarborgde grondrechten toepassing vinden. Deze uitleg omvat ook de situaties waarin een lidstaat wil afwijken van het EU-recht, bijvoorbeeld in het kader van het vrije verkeer om redenen van openbare orde of het algemeen belang. Daarop wordt ook gewezen in de toelichting bij het Handvest. Ten slotte is er nog een categorie waarin een lidstaat bij het nationale optreden op een andere manier raakt aan EU-recht. Het Handvest heeft niet tot gevolg dat de bevoegdheden en taken van de Unie worden uitgebreid of gewijzigd (zie ook artikel 6, lid 1 EU-Verdrag). Ook heeft het Handvest niet tot gevolg dat het toepassingsgebied van het recht van de Unie verder wordt uitgebreid.
Zie de arresten in de zaken Akerberg en Melloni.
Lees ook: Themafiche van het EU-Hof over het toepassingsgebied van het EU-Handvest van de Grondrechten