2002
Wanneer een instantie van een lidstaat in strijd met de EG-voorschriften staatssteun heeft verleend aan een of meer bepaalde ondernemingen, kan de Commissie op grond van haar toezichthoudende bevoegdheid in staatssteunkwesties bevelen dat deze steun wordt teruggevorderd. In een groot aantal zaken hebben lidstaten tegen terugvorderingsbeschikkingen van de Commissie beroep ingesteld bij het Hof van Justitie. Ook het Gerecht van Eerste Aanleg heeft zich vaak over de aspecten van terugvordering uitgesproken.
Een door de ICER ingestelde werkgroep heeft deze rechtspraak geanalyseerd op aspecten die voor de overheid relevant zijn, onder meer op het punt van de aard en functie van de terugvordering, de voorlopige maatregelen en definitieve beslissingen, de aard van de bevoegdheid van de Commissie, gevallen waarin de Commissie afziet van terugvordering, procedurevoorschriften voor terugvordering, verjaring, omvang van de terug te vorderen steun, rente, de verplichting tot handelen, en het beroep tegen terugvorderingsbeschikkingen.
In de onderzochte procedures zijn uiteenlopende argumenten van lidstaten aan de orde gekomen die terugvordering zouden verhinderen. Deze argumenten zijn te verdelen in argumenten die voortvloeien uit juridische obstakels in het nationale recht en argumenten die zijn gebaseerd op feitelijke omstandigheden. Uit de beschikbare rechtspraak blijkt dat de aangevoerde argumenten tot nu toe slechts in een enkel geval tot succes hebben geleid, en wel door de gedragingen van de Commissie zelf.
In het algemeen geldt dat een lidstaat dergelijke problemen op tijd aan de Commissie moet voorleggen, voorzien van mogelijke oplossingen. De welwillendheid waarmee de Commissie dergelijke voorstellen beoordeelt, hangt van het realiteitsgehalte van de voorstellen af en de inspanningen die de lidstaat ten toon spreidt.
De werkgroep heeft ook summier onderzocht welke gevolgen deze rechtspraak kan hebben voor het Nederlandse recht. Problemen zijn daarbij gesignaleerd in de Algemene wet bestuursrecht, de fiscale wetgeving en het Burgerlijk Wetboek.