22 juni: Commissie beveelt terugbetaling van € 76 miljoen door NOS
Nieuwsbericht | 22-06-2006
IP/06/822
Brussels, 22 nd June 2006
De Europese Commissie heeft de Nederlandse autoriteiten gelast 76,3 miljoen EUR plus rente van de NOS, de coördinatie- organisatie van de publieke omroepen in Nederland, terug te vorderen. De Commissie komt tot deze conclusie na een onderzoek overeenkomstig de regels van het EG-Verdrag betreffende staatssteun naar ad-hocbetalingen van de Nederlandse staat aan de publieke omroepen tussen 1994 en 2005. Uit het onderzoek is gebleken dat de betalingen meer bedroegen dan de middelen die de publieke omroepen nodig hadden voor het vervullen van hun publieke taakopdracht en ertoe leidden dat NOS financiële reserves opbouwde.
Neelie Kroes, de commissaris voor concurrentiebeleid, verklaarde het volgende: "Met de beschikking van vandaag wordt bevestigd dat overheidsfinanciering voor omroepen niet meer mag bedragen dan de kosten die worden gemaakt voor het vervullen van de publieke taakopdracht die door een bepaalde lidstaat is vastgelegd; het recht van de lidstaten om te bepalen waaruit deze publieke taakopdracht bestaat en om omroepen voor het vervullen ervan te betalen, blijft daarbij onverlet. Overcompensatie leidt echter tot onnodige concurrentievervalsing en geeft publieke omroepen de mogelijkheid om onder gunstiger omstandigheden op commerciële markten te opereren dan concurrenten die geen staatssteun ontvangen."
In 2002 en 2003 hebben verscheidene commerciële omroepen en andere mediabedrijven bezwaren geuit over de Nederlandse publieke omroepen, hun commerciële gedrag en hun financieringsmechanismen.
In februari 2004 besloot de Commissie een formeel onderzoek in te stellen naar de ad-hocfinanciering van de publieke omroepen, dat wil zeggen financiering die zij ontvangen naast de reguliere financiering van de publieke omroepen door de omroepbijdragen. De ad-hocfinanciering bestaat uit ad-hocbijdragen uit verscheidene aparte fondsen van de Nederlandse staat. De Commissie kwam tot de vaststelling dat de afzonderlijke omroepen tussen 1994 en 2005 overcompensatie hebben ontvangen.
In 2005 werden de extra financiële reserves die door de overcompensatie waren opgebouwd, overgeheveld naar de NOS, de organisatie voor beheer en coördinatie van de omroepen. Hierna was de totale compensatie die aan de publieke omroepen werd verleend weer in overeenstemming met de regels inzake staatssteun. De NOS heeft in de onderzochte periode echter overcompensatie ten belope van in totaal 76,3 miljoen EUR ontvangen De Nederlandse autoriteiten hebben zich er inmiddels toe verbonden in de toekomst toezicht te houden op de reserves van de afzonderlijke publieke omroepen en overtollige bedragen terug te vorderen indien de reserves een bepaalde drempel overschrijden.
De overcompensatie die wordt veroorzaakt door de verlening van ad-hocsteun is niet noodzakelijk voor het vervullen van de publieke taakopdracht en is derhalve onverenigbaar met de regels inzake staatssteun die in het EG-Verdrag zijn vervat. De Commissie is dan ook tot de conclusie gekomen dat deze aan de staat moet worden terugbetaald.
Achtergrond
De Commissie heeft de steunmaatregelen getoetst aan artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag en aan de beginselen van de "Mededeling betreffende de toepassing van de regels inzake staatssteun op openbare omroepen". De analyse in de beschikking van vandaag betreffende de ad-hocsteun, op basis van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag, strookt tevens met eerdere beschikkingen van de Commissie betreffende ad-hocsteun die is verleend aan TV2 (Denemarken) en in andere gevallen zoals RAI (Italië), France 2 en 3 (Frankrijk) en RTP (Portugal) (zie IP/04/666, IP/05/458 en IP/06/349).
De financiering door de overheid van openbare dienstverplichtingen wordt in beginsel goedgekeurd uit hoofde van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag mits de financiering overeenstemt met de nettokosten van het verschaffen van de openbare dienst (zie MEMO/05/73).
Het Nederlandse publieke-omroepbestel bestaat uit 19 verschillende publieke omroepen. De NOS is zowel een omroep (NOS RTV) als de organisatie voor de coördinatie van de afzonderlijke publieke omroepen. Beide taken worden binnen dezelfde rechtspersoon vervuld, maar de activiteiten zijn duidelijk gescheiden. Ten behoeve van de afzonderlijke publieke omroepen bestaan er verscheidene steunmaatregelen. Naast de reguliere middelen uit de omroepbijdragen ontvangen de afzonderlijke publieke omroepen ad-hocsteun. Beide soorten maatregelen worden onderzocht. De beschikking van vandaag heeft alleen betrekking op de ad-hocsteun die vanaf 1994 is verleend.
De reguliere middelen uit de omroepbijdrage worden sinds de inwerkingtreding van het EEG-Verdrag verleend en worden derhalve als bestaande steun aangemerkt. Op de beoordeling van bestaande steun zijn andere regels van toepassing. De Commissie tracht, in samenwerking met Nederland, de bestaande steun in overeenstemming te brengen met de in het EG-Verdrag vervatte regels inzake staatssteun, maar kan geen bevel geven tot de terugvordering ervan. In dit verband heeft de Commissie in maart 2005 een brief aan de Nederlandse autoriteiten gericht, waarin zij aangeeft dat de bestaande steun die aan de publieke omroepen wordt verleend, kennelijk niet meer in overeenstemming met de staatssteunregels is (zie IP/05/250). Vervolgens hebben de Nederlandse autoriteiten aan de Commissie het ontwerp voorgelegd van een nieuwe omroepwet, de Mediawet 2007, die op dit ogenbllik door de diensten van de Commissie wordt onderzocht. De Commissie is voornemens het onderzoek naar de reguliere financiering vóór eind 2006 af te ronden.