9 februari: Hof verduidelijkt de mogelijkheid om dienstverleners uit te sluiten van overheidsopdrachten
Nieuwsbericht | 09-02-2006
PERSCOMMUNIQUE nr. 11/06 ( [[ lees hier de volledige tekst van het arrest]] )
9 februari 2006
Arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C 226/04 en C 228/04
La Cascina Soc.coop.arl en Zilch / Ministero della Difesa e. a.
Consorzio G.f.M. / Ministero della Difesa e. a.
EERSTE ARREST VAN HET HOF OVER DE MOGELIJKHEID OM DIENSTVERLENERS DIE NIET HUN VERPLICHTINGEN ZIJN NAGEKOMEN TER ZAKE VAN DE BETALING VAN SOCIALEZEKERHEIDSBIJDRAGEN EN BELASTINGEN, UIT TE SLUITEN VAN DEELNEMING AAN EEN OVERHEIDSOPDRACHT VOOR DIENSTVERLENING
Het Hof stelt de voorwaarden vast voor een regularisatie a posteriori
De ondernemingen La Cascina, Zilch en G.f.M. hebben deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure die in december 2002 door het Italiaanse ministerie van Defensie met instemming van het ministerie van Economische Zaken en Financiƫn was gepubliceerd en die betrekking had op de gunning van de opdracht voor cateringdiensten voor organen en afdelingen van het Italiaanse ministerie van Defensie.
In 2003 heeft de aanbestedende dienst die ondernemingen van de procedure uitgesloten op grond dat La Cascina en G.f.M. niet hun verplichtingen waren nagekomen ter zake van de betaling van de socialezekerheidsbijdragen voor hun werknemers en dat Zilch niet haar verplichtingen was nagekomen ter zake van de betaling van haar belastingen.
De drie ondernemingen hebben de nietigverklaring van dit besluit gevorderd. La Cascina en G.f.M. hebben betoogd dat zij hun situatie a posteriori hadden geregulariseerd bij de socialezekerheidsinstantie. Zilch heeft gesteld dat zij haar fiscale situatie had geregulariseerd, aangezien zij fiscale amnestie had gekregen en haar een belastingverlaging was toegekend.
In deze omstandigheden heeft het Tribunale amministrativo regionale del Lazio het Hof gevraagd 1) op welk moment een dienstverlener wordt geacht te hebben voldaan aan zijn verplichtingen inzake socialezekerheidsbijdragen en belastingen teneinde te worden toegelaten tot een procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten, 2) op welk moment de dienstverlener het bewijs moet leveren dat hij aan die verplichtingen heeft voldaan en 3) of een dienstverlener die achterstand heeft met de betaling van zijn socialezekerheidsbijdragen of zijn belastingen, of die door de bevoegde instanties een gespreide betaling van die bijdragen of belastingen is toegekend, of die een administratief beroep of een beroep in rechte heeft ingesteld om het bestaan of het bedrag van zijn socialezekerheids of fiscale verplichtingen te betwisten, al dan niet moet worden geacht niet te hebben voldaan aan zijn socialezekerheids of fiscale verplichtingen in de zin van de richtlijn inzake overheidsopdrachten voor dienstverlening.
Om te beginnen merkt het Hof op dat de richtlijn inzake overheidsopdrachten voor dienstverlening zeven, limitatief opgesomde, gronden voor uitsluiting van kandidaten bevat; zo kunnen bijvoorbeeld kandidaten van een opdracht worden uitgesloten die niet hebben voldaan aan hun verplichtingen inzake sociale zekerheid of inzake de betaling van belastingen. De toepassing van deze uitsluitingsgronden wordt ter beoordeling van de lidstaten gelaten, die evenwel geen andere gronden mogen vaststellen.
De richtlijn bevat geen definitie van het begrip "niet aan zijn verplichtingen hebben voldaan", die dus onder het nationale recht valt. Het staat dan ook aan de lidstaten om de inhoud en de strekking van de fiscale en socialezekerheidsverplichtingen evenals de voorwaarden voor de vervulling ervan te verduidelijken.
Derhalve moet de termijn waarbinnen de betrokkenen hun betalingen moeten hebben verricht door de lidstaten worden vastgesteld en kan deze variƫren van de datum voor indiening van de aanvragen tot deelneming tot het tijdstip dat aan de gunning van de opdracht voorafgaat. De beginselen van transparantie en gelijke behandeling vereisen dat deze termijn met absolute zekerheid wordt bepaald en wordt bekendgemaakt.
De kandidaat die binnen deze termijn de uit zijn verplichtingen voortvloeiende betalingen integraal heeft verricht, wordt dan ook in beginsel geacht te hebben voldaan aan zijn verplichtingen. Zo niet, dan moet hij binnen die termijn bewijzen dat hij in aanmerking komt voor fiscaleamnestie of clementiemaatregelen, zoals die door het nationale recht zijn vastgesteld, of voor een administratieve regeling, of dat hij een beroep in rechte heeft ingesteld.
Nationale wettelijke bepalingen die ervan uitgaan dat een kandidaat in deze gevallen zijn verplichtingen is nagekomen, zijn verenigbaar met het gemeenschapsrecht.