A-G Norkus brengt conclusie uit over de datum waarop een aan een vluchteling afgegeven verblijfsvergunning ingaat
Nieuwsbericht | 10-03-2025
Het gaat om de conclusie van advocaat-generaal (hierna: A-G) Norkus van 6 maart 2025 in de zaak C-656/23, Karaman.
De Rechtbank Noord-Holland heeft in deze zaak prejudiciële vragen aan het EU-Hof gesteld over de EU-Asielprocedurerichtlijn en de EU-Asielkwalificatierichtlijn. Met zijn vragen wenst die rechter met name van het EU-Hof te vernemen of artikel 6 van de EU-Asielprocedurerichtlijn de datum regelt waarop een aan een vluchteling afgegeven verblijfsvergunning ingaat.
De A-G concludeert dat artikel 6 van de EU-Asielprocedurerichtlijn niet bepaalt op welke datum een aan een persoon met de vluchtelingenstatus verstrekte verblijfsvergunning ingaat. Die richtlijn voorziet volgens de A-G namelijk niet in de afgifte van een verblijfstitel aan een verzoeker in de zin van artikel 2, onder c), van de EU-Asielprocedurerichtlijn en preciseert zeker niet de datum waarop een dergelijke verblijfstitel ingaat.
Overeenkomstig artikel 13 van de EU-Asielkwalificatierichtlijn, gelezen in samenhang met overweging 21 en artikel 24, lid 1, ervan, moet een verblijfstitel zo spoedig mogelijk na de toekenning van de vluchtelingenstatus aan een vluchteling worden afgegeven en in beginsel ingaan vanaf de datum van afgifte, niettegenstaande het declaratoire karakter van het vluchtelingschap. Deze bepalingen schrijven volgens de A-G niet voor dat vóór de formele toekenning of verlening van de vluchtelingenstatus een verblijfstitel moet worden toegekend of moet ingaan.
De A-G brengt in herinnering dat de lidstaten volgens artikel 5 van de EU-Asielprocedurerichtlijn gunstiger normen voor de procedures voor de toekenning of intrekking van internationale bescherming invoeren of handhaven, voor zover die verenigbaar zijn met die richtlijn. De A-G is van mening dat een EU-lidstaat, nadat aan een persoon de vluchtelingenstatus is toegekend, zich op het standpunt kan stellen dat een op grond van artikel 24, lid 1, van de EU-Asielkwalificatierichtlijn aan die persoon verstrekte verblijfstitel met terugwerkende kracht ingaat vanaf de datum van indiening van diens verzoek om internationale bescherming overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de EU-Asielprocedurerichtlijn.
Opmerking: een conclusie van een A-G is een advies aan het EU-Hof. Het EU-Hof is volledig vrij daarvan af te wijken. Het is nog niet bekend wanneer de uiteindelijke uitspraak van het EU-Hof zal verschijnen. Dit kan nog enkele maanden duren. De uitspraak van het EU-Hof zal wel bindend zijn.