A-G Richard de la Tour brengt een conclusie uit over asielverzoeken wegens een vendetta in het land van herkomst

Contentverzamelaar

A-G Richard de la Tour brengt een conclusie uit over asielverzoeken wegens een vendetta in het land van herkomst

Een persoon die om internationale bescherming verzoekt en die lid is van een familie die in zijn land van herkomst betrokken is bij een vendetta, kan worden geacht te zijn blootgesteld aan een daad van vervolging wegens het behoren tot een bepaalde sociale groep in de zin van de EU-Asielkwalificatierichtlijn. Die vervolgingsgrond kan leiden tot de toekenning van de vluchtelingenstatus. Dat is het advies van advocaat-generaal Richard de la Tour aan het EU-Hof naar aanleiding van prejudiciële vragen van een Oostenrijkse rechter.

Het gaat om de conclusie van advocaat-generaal (hierna: A-G) Richard de la Tour van 5 september 2024 in de zaak C-217/23, Laghman.

Achtergrond

De verzoeker in deze zaak is een Afghaanse onderdaan die tot de Pasjtoen-bevolkingsgroep behoort. Hij heeft in Oostenrijk een verzoek om internationale bescherming ingediend. Ter ondersteuning van zijn verzoek heeft hij aangevoerd dat hij een risico op vervolging zou lopen indien hij naar zijn land van herkomst zou terugkeren. Zijn familie was namelijk sinds de moord op zijn vader en zijn broer betrokken bij een vendetta. De vendetta komt voort uit een geschil over grond met de neven van de vader van de verzoeker. Het verzoek om internationale bescherming is afgewezen door de Oostenrijkse autoriteiten.

De Oostenrijkse verwijzende rechter wil van het EU-Hof weten of de verzoeker nu behoort tot een ‘bepaalde sociale groep’ in de zin van artikel 10, lid 1, onder d, van de EU-Kwalificatierichtlijn, hetgeen als vervolgingsgrond kan leiden tot toekenning van de vluchtelingenstatus.

Advies A-G

De A-G benadrukt dat de Kwalificatierichtlijn twee voorwaarden hanteert om te bepalen of de betrokkene behoort tot een ‘bepaalde sociale groep’. Ten eerste moeten de leden van de groep een ‘aangeboren kenmerk’ vertonen of een ‘gemeenschappelijke achtergrond hebben die niet gewijzigd kan worden’, of ‘een kenmerk of geloof delen dat voor de identiteit of de morele integriteit van de betrokkenen dermate fundamenteel is, [en] dat van de betrokkenen niet mag worden geëist dat zij dit opgeven’. De leden van een familie die in het land van herkomst betrokken zijn bij een vendetta voldoen volgens de A-G aan deze voorwaarde.

Ten tweede moet de groep in het betrokken land een ‘eigen identiteit’ hebben, ‘omdat zij in haar directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd’. Volgens de A-G is er een causaal verband tussen deze elementen. De ‘eigen identiteit’ van de groep vormt een voorwaarde die niet los en autonoom van de perceptie van de directe omgeving moet worden beoordeeld. Het is dus niet voldoende dat de groep zichzelf als afwijkend beschouwt. Het is ook niet voldoende dat enkel de actor (de agressor) de groep als afwijkend beschouwt. Het moet gaan om een bredere perceptie in de omgeving. Deze omgeving kan samenvallen met het gehele land van herkomst van de persoon die om internationale bescherming verzoekt, maar kan ook beperkt zijn tot bijvoorbeeld een deel van het grondgebied of de bevolking van dit derde land.

Het feit dat een bepaalde vendetta-traditie wijdverbreid is in een land betekent volgens de A-G niet dat er geen sprake is van een sociale groep in de zin van de EU-Kwalificatierichtlijn. Volgens de A-G is het essentieel om de vendetta te plaatsen in de context van het rechtssysteem en de traditie waarvan zij deel uitmaakt, en om haar te onderscheiden van misdaden van gemeen recht of georganiseerde misdaad. Zelfs in een omgeving waarin de vendetta nog steeds een wijdverbreid mechanisme voor het regelen van conflicten is, staat volgens de A-G niets eraan in de weg dat, wegens de sociale en morele normen waarop deze samenleving is gebaseerd, de leden van een familie die betrokken zijn bij een vendetta, in het bijzonder de mannelijke leden ervan, door deze omgeving anders kunnen worden gepercipieerd. Dit kan het gevolg zijn van het feit dat die leden gedwongen zijn zich af te zonderen en te isoleren van diezelfde omgeving om aan wraak te ontsnappen, ofwel omdat ze weigeren de eer en de reputatie van de familie te redden door een recht op wraak uit te oefenen dat hun door dit gewoonterecht wordt opgelegd.

De A-G concludeert dan ook dat dat artikel 10, lid 1, onder d), eerste alinea, van de EU-Kwalificatierichtlijn aldus moet worden uitgelegd dat, afhankelijk van de omstandigheden in het land van herkomst, een lid van een familie die in dat land betrokken is bij een vendetta, kan worden beschouwd als behorend tot een ‘bepaalde sociale groep’, hetgeen als vervolgingsgrond kan leiden tot toekenning van de vluchtelingenstatus.

Opmerking : Een conclusie van een A-G is een advies aan het EU-Hof. Het EU-Hof is volledig vrij daarvan af te wijken. Het is nog niet bekend wanneer de uiteindelijke uitspraak van het EU-Hof zal verschijnen. Dit kan nog enkele maanden duren. De uitspraak van het EU-Hof zal wel bindend zijn.

Meer informatie: