Asielzoeker kan bevoegdheid van lidstaat onder Dublin-verordening betwisten
Nieuwsbericht | 10-06-2016
Het gaat om het arrest van 7 juni 2016 in de zaak C-63/15, Ghezelbash.
In maart 2014 dient de Iraniƫr Ghezelbash bij de Nederlandse autoriteiten een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Uit onderzoek in het visuminformatiesysteem van de Europese Unie blijkt vervolgens dat Ghezelbash door de buitenlandse vertegenwoordiging van Frankrijk in Iran eerder in het bezit is gesteld van een Frans visum dat geldig was van december 2013 tot medio januari 2014. Hierop verzoekt de Nederlandse Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de Franse autoriteiten Ghezelbash over te nemen op grond van de Dublin-verordening 604/2013. Frankrijk stemt met dit verzoek in.
Ghezelbash vraagt de Nederlandse autoriteiten om zijn asielverzoek te behandelen in de verlengde asielprocedure, teneinde hem de kans te geven de originele documenten over te leggen die aantonen dat hij van december 2013 tot februari 2014 weer terug was in Iran. Dit betekent volgens hem dat Frankrijk niet verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek. In mei 2014 wijst de Staatssecretaris de door Ghezelbash ingediende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af.
Ghezelbash stelt beroep in tegen dit besluit en verzoekt de rechtbank Den Haag een voorlopige voorziening te treffen. Hierbij overlegt Ghezelbash de documenten waaruit zou blijken dat hij na zijn verblijf in Frankrijk naar Iran is teruggekeerd. De rechter wijst het door Ghezelbash ingediende verzoek toe en gelast dat de rechtsgevolgen van het besluit van de Staatssecretaris worden opgeschort. De rechtbank stelt het EU-Hof de vraag of Ghezelbash het recht heeft om de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van zijn asielverzoek te betwisten nadat die lidstaat deze verantwoordelijkheid heeft aanvaard.
Het EU-Hof oordeelt dat een asielzoeker zich er in een procedure tegen een overdrachtsbesluit op kan beroepen dat een criterium op grond waarvan hij wordt overgedragen naar een andere lidstaat, verkeerd is toegepast. Artikel 27, lid 1, van de Dublin-verordening bepaalt dat de asielzoeker het recht heeft tegen het overdrachtsbesluit bij een rechterlijke instantie een rechtsmiddel in te stellen, in de vorm van een beroep of een bezwaar. Een beperkte uitleg van de omvang van dit recht zou in de weg kunnen staan aan de verwezenlijking van de doelstelling van effectieve bescherming van asielzoekers. Dit zou tot gevolg hebben dat een asielzoeker in feite niets heeft aan het recht om gegevens te verstrekken aan de hand waarvan de bij deze verordening vastgestelde verantwoordelijkheidscriteria op juiste wijze kunnen worden toegepast (artikel 5 van de Dublin-verordening).