Commissie niet bevoegd Memorandum of Understanding te ondertekenen

Contentverzamelaar

Commissie niet bevoegd Memorandum of Understanding te ondertekenen

Alleen de Raad is bevoegd vast te stellen of een niet-bindende internationale overeenkomst met een derde land moet worden ondertekend. Daarom moet een besluit van de Commissie tot ondertekening van een Memorandum of Understanding met Zwitserland nietig worden verklaard. Dat heeft het EU-Hof bepaald in een beroep van de Raad tegen de Commissie.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 28 juli 2016 in de zaak C-660/13, Raad tegen Europese Commissie.

De Raad heeft bezwaar gemaakt tegen het feit dat de Commissie een niet-bindende juridische overeenkomst heeft ondertekend zonder dat de Raad hiervoor goedkeuring had gegeven. Het gaat om een addendum bij het Memorandum van Overeenstemming (MoU) met Zwitserland betreffende de toezegging van dit land om aan de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden een financiële bijdrage te betalen als tegenprestatie voor de toegang van Zwitserland tot de uitgebreide interne markt. (addendum van 2013 wegens de toetreding van Kroatië).

Het Hof oordeelt, in lijn met het advies van advocaat-generaal Sharpston, dat de CIE door de eigenmachtige ondertekening het beginsel van bevoegdheidstoedeling en het beginsel van het institutionele evenwicht heeft geschonden.

Op basis van art. 16 EU-Verdrag heeft de Raad een beleidsbepalende en coördinerende taak. Dit artikel bepaalt voor wat betreft het externe optreden van de Unie dat de Raad Buitenlandse Zaken het externe optreden van de Unie uitwerkt volgens de door het Europese Raad vastgestelde strategische lijnen en zorgt voor de samenhang in het optreden van de Unie.

Het Hof oordeelt dat een besluit tot ondertekening van een niet-verbindende overeenkomst, zoals dit MoU met ZWI, deel uitmaakt van het bepalen van het beleid van de Unie en van het uitwerken van het externe optreden van de Unie in de zin van art. 16 EU-Verdrag.

Het besluit tot opening van de onderhandelingen dat eerder door de Raad was vastgesteld kan niet gezien worden als machtiging van de Raad aan de CIE om het MoU te ondertekenen. De ondertekening impliceert immers dat de Unie beoordeelt of de overeenkomst nog steeds het belang van de Raad dient. De CIE had een voorafgaande machtiging door de Raad nodig om het MoU met ZWI te mogen ondertekenen.

Het Hof oordeelt dat het besluit van de Commissie betreffende de ondertekening van het addendum bij het MoU nietig moet worden verklaard. De gevolgen van het besluit van de CIE blijven gehandhaafd tot aan de inwerkingtreding van een nieuw besluit.

Meer info: