EU-Gerecht: Belgische belastingvrijstellingen aan ondernemingen die deel uitmaken van multinationale groepen betreffen onrechtmatige steun

Contentverzamelaar

EU-Gerecht: Belgische belastingvrijstellingen aan ondernemingen die deel uitmaken van multinationale groepen betreffen onrechtmatige steun

Het EU-Gerecht heeft het besluit waarbij de Europese Commissie zich in 2016 op het standpunt stelde dat een aan de orde zijnde Belgische belastingregeling in strijd was met de Europese staatssteunregels bevestigd. Dat is de uitspraak van het EU-Gerecht in een zaak die door het EU-Hof naar het EU-Gerecht was terugverwezen na een beroep van door België tegen een Commissiebesluit.

Het gaat om het arrest van het EU-Gerecht van 20 september 2023 in de zaak T-131/16 RENV België/ Commissie (Belgische taxrulings).

Achtergrond
Sinds 2005 past België een belastingregeling toe waarbij een vrijstelling geldt voor de zogenoemde overwinst van Belgische entiteiten die geïntegreerd zijn in multinationale groepen van ondernemingen. Deze entiteiten komen in aanmerking voor een voorafgaande beslissing van de Belgische belastingdienst (taxruling), vooral indien zij activiteiten centraliseren in België, banen creëren in België of er investeringen doen. In dit verband wordt er geen vennootschapsbelasting geheven over die zogenoemde overwinst, dat wil zeggen de winst die uitgaat boven de

winst die vergelijkbare zelfstandige entiteiten zouden hebben behaald in soortgelijke omstandigheden.


In 2016 heeft de Europese Commissie vastgesteld dat die vrijstellingsregeling een met de interne markt onverenigbare onrechtmatige staatssteunregeling was (zie staatssteunbesluit SA.37667 (2015/C) (ex 2015/NN). De Commissie heeft de terugvordering bevolen van de op die manier verleende steun bij 55 begunstigde ondernemingen.


Op verzoek van België en meerdere begunstigde ondernemingen heeft het EU-Gerecht op 14 februari 2019 het besluit van de Commissie nietig verklaard (gevoegde zaken T-131/16 en T-263/16 van 14 februari 2019). Het EU-Hof heeft echter in hogere voorziening op 16 september 2021 het arrest van het EU-Gerecht vernietigd omdat de Commissie naar het oordeel van het EU-Hof terecht had vastgesteld dat er sprake was van een steunregeling (zaak
C-337/19 P van 16 september 2021).

 

Het EU-Hof heeft de zaak terugverwezen naar het EU-Gerecht zodat het EU-Gerecht uitspraak kan doen over de kwalificatie van deze Belgische regeling als staatssteun in de zin van artikel 107 EU-Werkingsverdrag.

EU-Gerecht
Het EU-Gerecht heeft zich op 20 september 2023 voor de tweede keer uitgesproken over deze zaak. Het EU-Gerecht oordeelt dat de Commissie in 2016 terecht van mening was dat de betreffende Belgische belastingregeling inzake overwinst de regels van de Europese Unie op het gebied van staatssteun schendt. Volgens het EU-Gerecht heeft de Commissie wel degelijk aangetoond dat bij deze regeling aan de begunstigden daarvan belastingvoordelen zijn toegekend. Voorts oordeelt het Gerecht dat de Commissie terecht tot de slotsom is gekomen dat die regeling selectief was.

Meer informatie:
Persbericht Curia
ECER-dossier: Staatssteun