EU-Hof: aanscherping voorwaarden voor invrijheidstelling vormt niet noodzakelijkerwijs schending artikel 49 van het EU-Handvest

Contentverzamelaar

EU-Hof: aanscherping voorwaarden voor invrijheidstelling vormt niet noodzakelijkerwijs schending artikel 49 van het EU-Handvest

In deze zaak gaat het over het verschil tussen de oplegging en de tenuitvoerlegging van een straf. Voor zover de wijzigingen inzake een voorwaarde voor invrijheidstelling in wezen de mogelijkheid van een dergelijke invrijheidstelling niet opheffen en niet leiden tot een verhoging van de intrinsieke ernst van de straf die was voorzien op de datum waarop de betrokken strafbare feiten zouden zijn gepleegd, vormt de toepassing ervan op strafbare feiten die zijn gepleegd vóór de inwerkingtreding ervan geen zwaardere straf en dus geen schending van artikel 49, lid 1, tweede zin van het EU-Handvest voor de grondrechten. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van een Ierse rechter.

Het betreft het arrest van het EU-Hof van 3 april 2025 in de zaak C-743/24 (Alchaster II)

Meer informatie:
Persbericht Curia (EN)
ECER-dossier: Strafrechtelijke samenwerking
ECER-dossier: Europees aanhoudingsbevel (EAB)