EU-Hof: aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van habitatrichtlijn verschilt van verplichting tot nemen van noodzakelijke instandhoudingsmaatregelen
Contentverzamelaar
EU-Hof: aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van habitatrichtlijn verschilt van verplichting tot nemen van noodzakelijke instandhoudingsmaatregelen
Nieuwsbericht | 07-07-2023
Het gaat om het arrest C-444/21 van het EU-Hof van 4 juli 2023 (Commissie- Ierland).
Achtergrond
Bij beschikking 2004/813 heeft de
Europese Commissie een lijst van gebieden van communautair
belang van de Atlantische biogeografische regio vastgesteld,
waarvan er zich 413 op het grondgebied van Ierland bevinden.
In artikel 4, lid 4, van de habitatrichtlijn
(92/43 zoals gewijzigd bij 2013/17) wordt een termijn van zes
jaar gesteld om deze gebieden als speciale beschermingszones
(SBZ’s) aan te wijzen. Voor Ierland verstreek deze termijn op
7 december 2010. De lijst werd bijgewerkt bij beschikkingen
2008/23 en 2009/96, waarbij voor Ierland 2 gebieden werden
samengevoegd en 11 gebieden toegevoegd, zodat er in totaal 423
gebieden op Iers grondgebied zijn.
Bij brief van 23 april 2013 heeft de Commissie Ierland verzocht om informatie te verstrekken over de genomen maatregelen om te voldoen aan de bepalingen van artikel 4, lid 4, en artikel 6, lid 1, van de habitatrichtlijn. Met name over de geboekte vooruitgang bij de aanwijzing van de betrokken gebieden van communautair belang als SBZ’s, en over de mate waarin de instandhoudingsdoelstellingen en -maatregelen waren vastgesteld. Ierland antwoordt in september 2013, waarop de Commissie meent dat Ierland haar verplichtingen uit de habitatrichtlijn niet was nagekomen. De Commissie stuurt in februari 2015 een aanmaningsbrief. In (aanvullende) met reden omklede adviezen tussen 2016 en 2018 stelt de Commissie dat de tekortkomingen van Ierland betrekking hadden op: 255 gebieden van communautair belang, voor zover zij niet als SBZ’s waren aangewezen, 198 gebieden van communautair belang, voor zover daarvoor geen gedetailleerde instandhoudingsdoelstellingen waren vastgesteld, en alle 423 betrokken gebieden van communautair belang, voor zover daarvoor geen instandhoudingsmaatregelen waren vastgesteld.
In januari 2019 heeft Ierland verklaard dat het voornemens was om uiterlijk eind 2020 de overige gebieden aan te wijzen als SBZ’s en de instandhoudingsdoelstellingen voor deze gebieden vast te stellen, en dat deze gebieden reeds bescherming genoten als kandidaat-SBZ’s. Ierland verwees ook naar een programma ter uitvoering van de instandhoudingsmaatregelen. Bij diverse e-mails tussen april 2019 en april 2020 heeft Ierland Commissie op de hoogte gesteld van de voortgang van de procedures voor de aanwijzing van de betrokken gebieden van communautair belang als SBZ en de vaststelling van de instandhoudingsdoelstellingen.
De Commissie is van mening dat Ierland niet de nodige maatregelen had genomen ter nakoming van de krachtens artikel 4, lid 4, en artikel 6, lid 1, van de habitatrichtlijn op deze lidstaat rustende verplichtingen, en stelt in juli 2021 beroep in bij het EU-Hof.
EU-Hof
Ter onderbouwing van haar beroep voert de Europese
Commissie drie grieven aan. De eerste twee gaan over
schending van artikel 4, lid 4, van de habitatrichtlijn,
en de derde over schending van artikel 6, lid 1. De
Commissie stelt 1) dat 217 van de betrokken gebieden van
communautair belang niet zijn aangewezen als speciale
beschermingszones, 2) dat voor 140 van de betrokken
gebieden van communautair belang geen
instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, en 3) dat
er voor geen van de betrokken gebieden van communautair
belang toereikende maatregelen voor instandhouding zijn
getroffen. Grief 1 en 2 worden aanvaard door het EU-Hof en
grief 3 wordt slechts gegrond verklaard voorzover Ierland
voor de 423 betrokken gebieden van communautair belang
niet de nodige instandhoudingsmaatregelen heeft
vastgesteld die beantwoorden aan de ecologische vereisten
van de typen natuurlijke habitats van bijlage I en de
soorten van bijlage II bij de habitatrichtlijn.
Meer in het bijzonder stelt het EU-Hof:
-Door voor 217 van de 423 gebieden
van communautair belang -die zijn opgenomen in de lijst
bij beschikking 2004/813 tot vaststelling (op grond van de
habitatrichtlijn) van de lijst van gebieden van
communautair belang voor de Atlantische biogeografische
regio, zoals bijgewerkt bij beschikkingen 2008/23 en
2009/96- na te laten om deze zo spoedig mogelijk
(uiterlijk binnen zes jaar) aan te wijzen als SBZ’s, is
Ierland de verplichtingen niet nagekomen die op deze
lidstaat rusten krachtens artikel 4, lid 4, van de
habitatrichtlijn;
-Door voor 140 van de 423 gebieden
van communautair belang geen gedetailleerde gebied
specifieke instandhoudingsdoelstellingen te formuleren, is
Ierland de krachtens artikel 4, lid 4, van de
habitatrichtlijn, op deze lidstaat rustende verplichtingen
niet nagekomen;
-Door na te laten om de nodige
instandhoudingsmaatregelen vast te stellen die
beantwoorden aan de ecologische vereisten van de typen
natuurlijke habitats van bijlage I en de soorten van
bijlage II bij de habitatrichtlijn, die in de 423 gebieden
van communautair belang voorkomen, is Ierland de krachtens
artikel 6, lid 1, van de richtlijn, op deze lidstaat
rustende verplichtingen niet nagekomen.
De Ierse regeling die
volgens Ierland een toereikende bescherming biedt aan de
betrokken gebieden van communautair belang die niet zijn
aangewezen als SBZ’s, voldoet volgens het EU-Hof niet aan
de in artikel 4, lid 4, van de habitatrichtlijn
opgenomen specifieke verplichting om gebieden formeel aan
te wijzen als SBZ. Die verplichting is een verplichte fase
van de bij deze richtlijn ingestelde beschermingsregeling
voor habitats en soorten. De plicht voor lidstaten om de
nodige instandhoudingsmaatregelen ter bescherming van de
speciale beschermingszones vast te stellen uit artikel 6
van de habitatrichtlijn, verschilt volgens het EU-Hof van
de in artikel 4, lid 4, van deze richtlijn bedoelde
formele verplichting voor de lidstaten om gebieden van
communautair belang aan te wijzen als SBZ. Aangaande de
door Ierland benadrukte complexiteit van de formele
aanwijzingsprocedure, die vooral gevolg is van het feit
dat de eigenaren van de betrokken gebieden in rechte zijn
opgekomen tegen de aanwijzing, herinnert het EU-Hof eraan
dat lidstaten zich niet mogen beroepen op bepalingen,
praktijken of situaties van hun interne rechtsorde ter
rechtvaardiging van de niet-nakoming van uit het Unierecht
voortvloeiende verplichtingen.
Artikel 4, lid 4,
van de habitatrichtlijn
maakt niet uitdrukkelijk melding van de verplichting om
instandhoudingsdoelstellingen vast te stellen. Wel is
vereist dat de bevoegde instanties van de betrokken
lidstaat bij de aanwijzing van de SBZ de prioriteiten
vaststellen gelet op het belang van de gebieden voor het
in een gunstige staat van instandhouding behouden of
herstellen van een type habitat. De vaststelling van deze
prioriteiten veronderstelt dat die
instandhoudingsdoelstellingen reeds zijn vastgelegd. Mede
gelet op de context en het doel van artikel 4, lid 4, van
de habitatrichtlijn, volgt volgens het EU-Hof uit deze
bepaling weliswaar dat de aanwijzing van SBZ’s en de
vaststelling van de instandhoudingsprioriteiten zo spoedig
mogelijk moeten plaatsvinden, maar hoe dan ook uiterlijk
zes jaar na het moment waarop een gebied volgens de
procedure van lid 2 van artikel 4 van communautair belang
is verklaard. Deze termijn geldt ook voor de vaststelling
van instandhoudingsdoelstellingen, aangezien deze
noodzakelijk zijn om deze prioriteiten vast te stellen en
dus aan de vaststelling daarvan moeten voorafgaan. Hier
voegt het EU-Hof aan toe dat alleen specifieke en
nauwkeurige doelstellingen kunnen worden beschouwd als
„instandhoudingsdoelstellingen” in de zin van de habitatrichtlijn.
Artikel 6, leden 2 en 3, van de
habitatrichtlijn
voorzien respectievelijk in de verplichting om ervoor te
zorgen dat de kwaliteit van de gebieden niet verslechtert
en om een passende beoordeling te verrichten van plannen
en projecten die significante gevolgen kunnen hebben voor
de gebieden.
D
oel van de bepalingen is
bescherming van
gebieden
t
egen verslechtering. Voor de
uitvoering van artikel 6, lid 2, van de habitatrichtlijn
kan het volgens het EU-Hof noodzakelijk zijn zowel
maatregelen te nemen om externe, door de mens veroorzaakte
aantastingen en verstoringen te vermijden, als maatregelen
om natuurlijke ontwikkelingen af te remmen die de staat
van instandhouding van de soorten en natuurlijke habitats
in de SBZ’s kunnen verslechteren. De
instandhoudingsmaatregelen van artikel 6, lid 1, van de
habitatrichtlijn mogen in beginsel niet beperkt blijven
tot maatregelen om door de mens veroorzaakte externe
aantastingen en storingen te voorkomen en moeten zo nodig
positieve, proactieve maatregelen omvatten die ertoe
strekken het gebied in een gunstige staat van
instandhouding te behouden of te herstellen. Een
omzettingsbesluit, waarbij enkel een voorafgaande
toestemming wordt voorgeschreven voor de uitoefening van
een activiteit die significante of schadelijke gevolgen
kan hebben of kan leiden tot verslechtering van een gebied
van communautair belang, volstaat volgens het EU-Hof niet
om te voldoen aan de verplichtingen van artikel 6, lid 1,
van de habitatrichtlijn.
De tien nationale
programma’s die Ierland heeft opgesteld op basis waarvan
Ierland stelt volledige instandhoudingsmaatregelen te
hebben vastgesteld, volstaan volgens het EU-Hof niet om
het argument van de Commissie te weerleggen dat er geen
sprake is van instandhoudingsmaatregelen voor betreffende gebieden
. Ook is uit
de informatie van Ierland niet
op te maken dat de door deze lidstaat vastgestelde
maatregelen voor betreffende gebieden stelselmatig
instandhoudingsmaatregelen omvatten die zijn vastgesteld
op basis van de ecologische vereisten van elke soort en
elk habitattype die in die gebieden voorkomen, hetgeen is
vereist ingevolge artikel 6, lid 1, van de habitatrichtlijn.
De vaststelling van de instandhoudingsdoelstellingen vormt
een verplichte en noodzakelijke stap tussen de aanwijzing
van de SBZ en de uitvoering van
instandhoudingsmaatregelen. Artikel 6, lid 1, van de
richtlijn vereist volgens het EU-Hof niet dat de
instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld nadat de
instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld. Dit neemt
niet weg dat ook wanneer die doelstellingen na de
vaststelling van de instandhoudingsmaatregelen worden
vastgesteld, deze maatregelen aan die doelstellingen
moeten beantwoorden.
Wanneer de Commissie voldoende bewijs heeft aangevoerd van een met de bepalingen van een richtlijn strijdige, herhaalde en bestendige praktijk van de autoriteiten van een lidstaat, is het aan deze lidstaat om de aldus overlegde gegevens en de daaruit voortvloeiende gevolgen inhoudelijk en gedetailleerd te bestrijden. Gelet op haar verplichting om de gestelde niet-nakoming aan te tonen, kan de Commissie zich tegelijkertijd niet, door de betrokken lidstaat een algemene en voortdurende niet-nakoming van de krachtens het Unierecht op hem rustende verplichtingen te verwijten, onttrekken aan die verplichting om het bewijs van de verweten niet-nakoming te leveren op basis van concrete elementen waaruit schending van de door haar aangevoerde specifieke bepalingen blijkt, en zich niet louter op vermoedens of oppervlakkig causale verbanden baseren.
Het is aan de Commissie om aan te tonen dat de soorten en habitats die deze instelling bij wijze van voorbeeld heeft gegeven tot staving van de grief die strekt tot vaststelling van een algemene en voortdurende niet-nakoming van de verplichtingen van de habitatrichtlijn, representatief zijn voor alle betrokken gebieden van communautair belang. In deze zaak heeft de Commissie volgens het EU-Hof niet voldaan aan de bedoelde bewijslast. De Commissie heeft niet rechtens genoegzaam aangetoond dat de voorbeelden die zij ter illustratie geeft, representatief zijn voor alle betrokken gebieden van communautair belang. Voor in het bijzonder de vaststelling van de Commissie dat de geografische spreiding van de onderzochte gebieden een weerspiegeling is van de geografische vorm van het netwerk van gebieden van communautair belang en de SBZ’s in Ierland, merkt het EU-Hof op dat de Commissie in dit verband verwijst naar bijlagen die kaarten van Ierland bevatten. Uit het onderzoek van die kaarten kan echter geen conclusie worden getrokken over de vraag welke voorbeelden als representatief voor alle betrokken gebieden van communautair belang kunnen worden beschouwd. Daarom kan het argument van de Commissie dat de kwaliteit van de door Ierland vastgestelde instandhoudingsmaatregelen in het algemeen, systematisch en voortdurend ontoereikend was omdat zij onvoldoende nauwkeurig en gedetailleerd waren of omdat zij ontoereikend waren om alle belangrijke vormen van druk en bedreigingen aan te pakken, niet slagen. Daarom is de derde grief volgens het EU-Hof slechts gegrond voor zover Ierland voor de 423 betrokken gebieden van communautair belang niet de nodige instandhoudingsmaatregelen heeft vastgesteld die beantwoorden aan de ecologische vereisten van de typen natuurlijke habitats van bijlage I en de soorten van bijlage II bij de habitatrichtlijn.
Meer informatie:
ECER-dossier:
Klimaat en milieu