EU-Hof: bij consumentenkredietovereenkomsten kan bij niet-naleving van de informatieplicht een bank het recht op rente worden ontnomen

Contentverzamelaar

EU-Hof: bij consumentenkredietovereenkomsten kan bij niet-naleving van de informatieplicht een bank het recht op rente worden ontnomen

Dit kan zelfs het geval zijn wanneer de individuele ernst van de schending van die verplichting en de gevolgen daarvan voor de consument van geval tot geval kunnen verschillen. Het feit dat een kredietovereenkomst een jaarlijkse kostenpercentage bevat dat te hoog blijkt te zijn omdat bepaalde voorwaarden van die overeenkomst later oneerlijk blijken te zijn, vormt op zich geen schending van de informatieplicht. Dat is de uitspraak van het EU-Hof naar aanleiding van prejudiciƫle vragen van de Poolse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 13 februari 2025 in zaak C-472/23 (Lexitor).

Achtergrond
Lexitor is een Pools incassobureau waaraan een consument rechten heeft overgedragen die voortvloeien uit een met een bank gesloten kredietovereenkomst. Lexitor stelt dat de bank bij het sluiten van de overeenkomst haar informatieplicht jegens de consument niet is nagekomen. Zij heeft bij een Poolse rechterlijke instantie een vordering ingesteld tot betaling door de bank van een geldbedrag dat overeenkomt met de door die consument betaalde rente en kosten.

Ter ondersteuning van diens vordering voert Lexitor in de eerste plaats aan dat het jaarlijkse kostenpercentage (hierna: JKP; het gaat om de totale kosten van het krediet voor de consument, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het totale kredietbedrag) te hoog is vastgesteld. Volgens Lexitor had een van de bepalingen van de overeenkomst die bij de berekening van dit percentage in aanmerking zijn genomen, oneerlijk moeten worden verklaard en de consument derhalve niet kunnen binden. Op grond van de overeenkomst in kwestie kan de bank niet alleen rente ontvangen over het bedrag dat daadwerkelijk aan de consument is betaald, maar ook over de kosten van het krediet die daarin zijn opgenomen. Afgezien van deze oplossing had de rente, vanwege het oneerlijke karakter ervan, uitsluitend over het betaalde kredietbedrag moeten worden berekend. In dat geval zou het JKP lager zijn geweest dan oorspronkelijk in de overeenkomst was aangegeven.
In de tweede plaats worden volgens Lexitor in de overeenkomst niet duidelijk de redenen en regels uiteengezet voor de wijziging van de kosten in verband met de uitvoering van de overeenkomst. Kosten en provisies zouden kunnen worden verhoogd wanneer zich ten minste een van de in de overeenkomst genoemde omstandigheden voordoet, zoals een wijziging van het minimumloon en het niveau van de door het Poolse Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde indicatoren, alsmede wijzigingen van de door de bank toegepaste fiscale en/of boekhoudkundige regels, voor zover deze van invloed zouden zijn op de door de bank in verband met de uitvoering van die overeenkomst gemaakte kosten.
Deze inbreuken zouden volgens Lexitor moeten leiden tot de sanctie waarin de Poolse wet voorziet en het krediet bijgevolg moeten vrijstellen van de sanctie waarin de Poolse wet voorziet.

Om na te gaan of de bank de informatieplicht uit hoofde van de EU-wetgeving ( Richtlijn 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten) heeft geschonden en of het ontnemen van het recht op rente en vergoedingen verenigbaar is met de EU-wetgeving, heeft de Poolse rechter de zaak doorverwezen naar het EU-Hof.

EU-Hof
Ten eerste merkt het EU-Hof in de uitspraak van 13 februari 2025 op dat de kredietovereenkomst op duidelijke en beknopte wijze het JKP moet vermelden dat bij het sluiten van de overeenkomst wordt berekend. De berekening van het JKP veronderstelt echter dat de overeenkomst geldig blijft gedurende de overeengekomen periode. Daarom vormt het feit dat een kredietovereenkomst een JKP bevat dat te hoog blijkt te zijn omdat bepaalde voorwaarden van die overeenkomst later oneerlijk blijken te zijn, op zich geen schending van de informatieplicht.

In de tweede plaats moet volgens het EU-Hof de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze de voorwaarden voor wijziging van de aan de uitvoering ervan verbonden kosten beschrijven. Het feit dat de overeenkomst daartoe gebaseerd is op indicatoren die voor de consument moeilijk te controleren zijn, kan in strijd zijn met de informatieplicht. Dit is het geval wanneer de gemiddelde consument niet kan nagaan of de omstandigheden die deze wijziging rechtvaardigen, zich hebben voorgedaan, noch wat het effect daarvan is op deze kosten, en dus niet in staat is om de omvang van zijn aansprakelijkheid te begrijpen. Het is volgens het EU-Hof aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit in het bij hem aanhangige geding het geval is.

In de derde plaats kan de bank in geval van schending van de informatieverplichting (waardoor het vermogen van de consument om de omvang van zijn aansprakelijkheid te beoordelen wordt aangetast) het recht op rente en kosten worden ontnomen. Onder voorbehoud van controle door de nationale rechter acht het EU-Hof deze sanctie evenredig, ook al kunnen de ernst van de inbreuk en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de consument van geval tot geval verschillen.

Meer informatie:

Persbericht Curia (EN)
ECER-dossier : Consumenten