EU-Hof: crewroom op luchthaven kan als thuisbasis van vliegtuigbemanning worden aangemerkt
Nieuwsbericht | 26-05-2022
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 19 mei 2022 in de zaak C-33/21 (INAIL et INPS)
Achtergrond
Het gaat in deze zaak om 219 werknemers van Ryanair die aan de luchthaven van Bergamo (Italië) waren verbonden en waren aangeworven op grond van een Ierse arbeidsovereenkomst. Deze werknemers werkten 45 minuten per dag op het Italiaanse grondgebied in een voor de bemanning bestemde ruimte (crewroom) en bevonden zich de rest van de dag aan boord van in Ierland geregistreerde vliegtuigen.
Het INPS (nationaal instituut voor sociale zekerheid) en het INAIL (nationaal instituut voor arbeidsongevallenverzekering) hebben van Ryanair betaling gevorderd van de socialezekerheidsbijdragen en de verzekeringspremies voor het tijdvak van 2006 tot en met 2010 (INPS), respectievelijk het tijdvak van 2008 tot en met 2013 (INAIL), aangezien die werknemers volgens het INPS en INAIL krachtens het Italiaanse recht verzekerd hadden moeten zijn. Ryanair heeft dit voor de Italiaanse rechter betwist.
De rechters in eerste en tweede aanleg hebben de vorderingen van het INPS en het INAIL ongegrond verklaard, omdat zij van oordeel waren dat de werknemers van Ryanair onder de Ierse wetgeving vielen. Deze rechter oordeelde ook dat Ryanair geen filiaal of vaste vertegenwoordiging had in Italië, wat volgens het EU-recht is vereist om vast te kunnen stellen dat de Italiaanse socialezekerheidswetgeving van toepassing is.
Het INPS en het INAIL hebben hierop cassatieberoep ingesteld bij de hoogste Italiaanse rechter in burgerlijke en strafzaken. Die rechter heeft een prejudiciële vraag gesteld aan het EU-Hof. Volgens het EU-Hof wenst die rechter te vernemen welke sociale zekerheidswetgeving van toepassing is op het vliegend personeel van een in een lidstaat gevestigde luchtvaartmaatschappij dat niet is gedekt door E101-formulieren, gedurende 45 minuten per dag werkt in een voor de bemanning bestemde ruimte, waarover deze luchtvaartmaatschappij beschikt op het grondgebied van een andere lidstaat waar dit vliegend personeel woont, en zich de rest van de arbeidstijd aan boord van de vliegtuigen van deze luchtvaartmaatschappij bevindt.
EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt dat de socialezekerheidswetgeving die van toepassing was op de aan de luchthaven van Bergamo verbonden werknemers van Ryanair, onder voorbehoud van verificatie door de nationale rechter, de Italiaanse wetgeving is.
In deze zaak gaat het om het tijdvak van 2006 tot en met 2013. Het EU-Hof oordeelt dat bij de vaststelling van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving in het geding tussen INPS en Ryanair moet worden uitgegaan van verordening 1408/71, aangezien die verordening gedurende het tijdvak van juni 2006 tot en met februari 2010 van kracht was. In het geding tussen INAIL en Ryanair moet worden uitgegaan van verordening 1408/71 en van verordening 883/2004, aangezien dat geding betrekking heeft op het tijdvak van 2008 tot en met 2013 en verordening 1408/71 per 1 mei 2010 is ingetrokken en vervangen door verordening 883/2004.
Tijdvakken onder verordening 1408/71
Met betrekking tot de onder verordening nr. 1408/71 vallende tijdvakken herinnert het EU-Hof aan het beginsel dat op degene die behoort tot het vliegend personeel van een luchtvaartmaatschappij die internationale vluchten verricht, en die werkzaam is bij een filiaal of een vaste vertegenwoordiging van die maatschappij op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar zij haar zetel heeft, de wetgeving van toepassing is van de lidstaat waar dat filiaal of die vaste vertegenwoordiging is gevestigd. Dit uitgangspunt is neergelegd in artikel 14, punt 2, onder a, i van verordening 1408/71.
Die bepaling kan volgens het EU-Hof alleen worden toegepast mits aan twee cumulatieve voorwaarden is voldaan. De betrokken maatschappij moet ten eerste een filiaal of vaste vertegenwoordiging hebben in een andere lidstaat dan die waar zij haar zetel heeft, en ten tweede moet de betrokken persoon werkzaam zijn bij deze vaste vertegenwoordiging of dit filiaal.
Het EU-Hof oordeelt dat de voor de bemanning bestemde ruimte (‘crew room’) op de luchthaven van Bergamo, een filiaal of vaste vertegenwoordiging vormt. Omdat de werknemers van Ryanair niet zijn gedekt door E101 formulieren, en wel werkzaam waren in deze vaste vertegenwoordiging, is de Italiaanse socialezekerheidswetgeving op hen van toepassing overeenkomstig verordening nr. 1408/71 .
Tijdvakken onder verordening 883/2004
Met betrekking tot de onder verordening nr.883/2004 vallende tijdvakken, herinnert het EU-Hof er aan dat op een persoon die in twee of meer lidstaten werkzaamheden verricht, de wetgeving van toepassing is van de lidstaat waarin hij woont, indien hij daar ook een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht. Werkzaamheden zijn alleen substantieel indien meer dan 25 procent van de werkzaamheden in die lidstaat worden verricht. Of de werknemers in de onderhavige zaak meer dan 25 procent van hun werkzaamheden op het Italiaanse grondgebied hebben verricht blijkt niet uit de verwijzingsbeslissing, en om die reden is het aan de nationale rechter om dit definitief vast te stellen.
Het EU-Hof brengt ook in herinnering dat verordening nr.883/2004 sinds 2012 een nieuwe regel bevat volgens welke werkzaamheden van een lid van het cockpit- of het cabinepersoneel dat diensten ten behoeve van luchtpassagiers verricht, worden beschouwd als werkzaamheden die worden verricht in de lidstaat waar het lid zijn thuisbasis heeft.
Het EU-Hof oordeelt dat de voor de bemanning van Ryanair bestemde crew-ruimte op de luchthaven van Bergamo een thuisbasis vormt, zodat aan die luchthaven verbonden werknemers van Ryanair die niet zijn gedekt door E101-formulieren, overeenkomstig verordening nr.883/2004 onderworpen zijn aan de Italiaanse socialezekerheidswetgeving.
Meer informatie: