EU-Hof: de invoering van strengere voorwaarden voor het verkrijgen van een permanent verblijfsrecht is verenigbaar met het associatierecht EU-Turkije
Nieuwsbericht | 31-07-2024
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 4 juli 2024 in de zaak C-375/23, Meisler.
Achtergrond
Het gaat in deze zaak om een geding tussen EN, een Turks staatsburger, en de Deense commissie van beroep voor vreemdelingenzaken (hierna: de beroepscommissie), over de afwijzing door deze beroepscommissie van zijn aanvraag voor een permanente verblijfsvergunning in Denemarken. EN heeft sinds mei 2013 een tijdelijke verblijfsvergunning in Denemarken die hem het recht geeft om in deze lidstaat te werken en te studeren. EN heeft daardoor de status van legaal in die lidstaat verblijvende werknemer en valt daarmee onder artikel 6, lid 1, van Besluit 1/80 van de Associatieraad EU-Turkije.
De beroepscommissie heeft de aanvraag afgewezen omdat EN niet voldeed aan de in de Deense vreemdelingenwet opgenomen voorwaarden voor het verkrijgen van een permanente verblijfsvergunning. Die voorwaarden zijn strenger dan die in Denemarken golden bij de inwerkingtreding van Besluit 1/80. De Deense verwijzende rechter, waarbij het geding aanhangig is, vraagt aan het EU-Hof of die strengere voorwaarden voor het verkrijgen van een permanente verblijfsvergunning een ‘nieuwe beperking’ in de zin van artikel 13 van Besluit 1/80 vormen.
EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt dat die strengere voorwaarden geen ‘nieuwe beperking’ in de zin van artikel 13 van Besluit 1/80 vormen. De weigering van de bevoegde nationale autoriteiten om overeenkomstig de nationale vreemdelingenwet permanent verblijfsrecht toe te kennen aan Turkse werknemers die onder artikel 6, lid 1, van Besluit 1/80 vallen en die in de betrokken lidstaat een tijdelijke verblijfsvergunning hebben, belet deze laatsten namelijk niet om hun beroepsarbeid voort te zetten en de rechten die deze bepaling hun verleent, waaronder een verblijfsrecht in deze lidstaat, verder uit te oefenen. Die weigering doet voor Turkse werknemers die legaal in die lidstaat verblijven en onder die bepaling vallen dan ook geen afbreuk aan de mogelijkheid om hun recht op vrij verkeer uit te oefenen.
Meer informatie: