EU-Hof: de regels van de Internationale Schaatsunie inzake de voorafgaande goedkeuring van schaatswedstrijden schenden het Unierecht

Contentverzamelaar

EU-Hof: de regels van de Internationale Schaatsunie inzake de voorafgaande goedkeuring van schaatswedstrijden schenden het Unierecht

De regels van de Internationale Schaatsunie (ISU), die de ISU machtigen om internationale schaatswedstrijden aan haar goedkeuring te onderwerpen en atleten die deelnemen aan niet-toegestane wedstrijden zwaar te straffen, zijn onwettig omdat zij geen enkele garantie bieden dat zij transparant, objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn. Zij geven de ISU een duidelijk voordeel ten opzichte van haar concurrenten en hebben nadelige gevolgen voor atleten, consumenten en omroeppubliek. Zij schenden daarmee het mededingings- en derhalve Unierecht. Dat is de uitspraak van het EU-Hof naar aanleiding van een door de Internationale Schaatsunie ingestelde hogere voorziening tegen een arrest van het EU-Gerecht.

Het gaat om de uitspraak van het EU-Hof van 21 december 2023 in zaak C-124/21 P (Internationale Schaatsunie (ISU) - Commissie).

Achtergrond
De Internationale Schaatsunie (ISU) is de enige door het Internationaal Olympisch Comité (IOC) erkende internationale sportbond op het gebied van kunstschaatsen en langebaanschaatsen. Zij reguleert, bestuurt en promoot deze sport wereldwijd. Tegelijkertijd oefent zij een economische activiteit uit bestaande uit het organiseren van internationale wedstrijden en het exploiteren van de bijbehorende rechten.

Volgens de regels van de ISU is voor de organisatie van internationale wedstrijden de voorafgaande goedkeuring van ISU nodig. Bovendien kunnen atleten die deelnemen aan een wedstrijd waarvoor de ISU geen toestemming heeft gegeven, voor een bepaalde periode of voor het leven worden uitgesloten van alle wedstrijden. Weigeringen van goedkeuring en sancties kunnen alleen worden aangevochten bij het Hof van Arbitrage voor de Sport in Lausanne (Zwitserland).

In 2017 oordeelde de Europese Commissie dat de regels voor de toelating van wedstrijden en de deelname van atleten in strijd zijn met de EU-wetgeving (artikel 101, lid 1, EU-Werkingsverdrag) . Ze stellen volgens de Commissie de ISU in staat om de organisatie van evenementen die concurreren met haar eigen evenementen te verhinderen en om professionele schaatsers te beletten daaraan deel te nemen. Bovendien ontnemen de arbitrageregels deze schaatsers volgens de Commissie effectieve toegang tot de rechter.

In 2020 verwierp het EU-Gerecht het beroep van de ISU tegen het besluit van de Commissie betreffende de regels voor toelating en deelname en bevestigde daarmee dat deze onwettig waren (zaak T-93/18). Het Gerecht oordeelde echter dat de Commissie de arbitrageregels ten onrechte in twijfel had getrokken.

EU-Hof
In navolging van de Europese Commissie en het EU-Gerecht bevestigt het EU-Hof dat de regels van de Internationale Schaatsunie, die de ISU machtigen om internationale schaatswedstrijden aan haar goedkeuring te onderwerpen en atleten die deelnemen aan niet-toegestane wedstrijden zwaar te straffen, onwettig zijn omdat zij geen enkele garantie bieden dat zij transparant, objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn. Zij geven volgens het EU-Hof de ISU een duidelijk voordeel ten opzichte van haar concurrenten en hebben nadelige gevolgen voor atleten, consumenten en omroeppubliek.

Het EU-Hof verwerpt de hogere voorziening die de ISU heeft ingesteld tegen het arrest van het EU-Gerecht en bevestigt daarmee nogmaals dat de regels van de ISU onwettig zijn. Anders dan het EU-Gerecht is het EU-Hof echter van oordeel dat de Europese Commissie de arbitrageregels terecht ter discussie heeft gesteld.

Het EU-Hof merkt om te beginnen op dat de organisatie van sportcompetities duidelijk een economische activiteit vormt. Deze activiteit moet dus in overeenstemming zijn met de mededingingsregels, ook al vertoont sport als economische activiteit bepaalde specifieke kenmerken, zoals het bestaan van verenigingen met regelgevende, controlerende en sanctionerende bevoegdheden.

Vervolgens benadrukt het EU-Hof dat een sportbond zoals de ISU regels betreffende de organisatie en het houden van wedstrijden kan vaststellen en door middel van sancties kan doen naleven. Deze regels moeten echter zijn onderworpen aan een kader dat waarborgt dat zij transparant, objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn. Als dit niet het geval is, kunnen deze regels het mogelijk maken dat een concurrerende onderneming van de markt wordt uitgesloten en het houden van nieuwe wedstrijden wordt beperkt. Bovendien kunnen zij atleten beletten aan deze wedstrijden deel te nemen. Ten slotte kunnen zij toeschouwers en omroeppubliek elke mogelijkheid ontnemen om dergelijke wedstrijden te volgen.

Meer informatie:
Persbericht Curia
ECER-dossier: Mededinging
ECER-bericht: Restrictieve sancties Internationale Schaatsunie voor sporters in strijd met EU-concurrentieregels (11 december 2017)