EU-Hof: de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) kan niet worden geweigerd op de enkele grond dat de gezochte persoon moeder is van inwonende jonge kinderen
Nieuwsbericht | 02-01-2024
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 21 december 2023 in de zaak C-261/22, GN.
Achtergrond
Een Belgische rechter heeft tegen GN, een Nigeriaans staatsburger, een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd met het oog op de uitvoering van een gevangenisstraf van vijf jaar. Die straf is haar door de Belgische rechter opgelegd voor de strafbare feiten mensenhandel en hulp bij illegale immigratie. GN is op 2 september 2021 aangehouden in Italië. Zij was op dat moment moeder van een kind van jonger dan drie jaar dat alleen bij haar inwoonde. Daarnaast was zij zwanger.
De Italiaanse wet, die een omzetting van het Europese Kaderbesluit EAB vormt, voorziet – net als dat kaderbesluit – niet in een weigeringsgrond voor overlevering wanneer de opgeëiste persoon moeder is van minderjarige inwonende kinderen. De overleveringsrechter (de rechter in tweede aanleg in Bologna) vraagt zich af of overlevering van een moeder met een inwonend kind van jonger dan drie jaar de grondrechten schendt. Meer specifiek, het recht op gezinsleven en de rechten van het kind die worden gewaarborgd door de Italiaanse grondwet, de artikelen 7 en 24 van het EU-Handvest en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Om die reden heeft de overleveringsrechter op 17 september 2021, conform artikel 15, lid 2, van het Kaderbesluit EAB, de uitvaardigende Belgische rechter verzocht om aanvullende gegevens over onder meer de wijze waarop in België uitvoering wordt gegeven aan straf voor moeders met inwonende minderjarige kinderen en de maatregelen die met betrekking tot deze kinderen zouden worden genomen. Bij gebrek aan een antwoord op het informatieverzoek, heeft de overleveringsrechter op 15 oktober 2021 de overlevering van GN geweigerd.
Onder meer GN heeft bij de Italiaanse verwijzende rechter een hogere voorziening ingesteld tegen de beslissing van de overleveringsrechter. De verwijzende rechter heeft prejudiciële vragen aan het EU-Hof gesteld en vraagt in wezen aan het EU-Hof of de tenuitvoerlegging van een EAB kan worden geweigerd op de enkele grond dat de opgeëiste persoon een moeder is van inwonende jonge kinderen.
EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt dat de rechter de tenuitvoerlegging van een EAB niet kan weigeren op de enkele grond dat de opgeëiste persoon moeder is van inwonende jonge kinderen. Gelet op het EU-beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten bestaat er namelijk een vermoeden dat de detentieomstandigheden van een moeder van jonge kinderen in de lidstaat die het EAB heeft uitgevaardigd, zijn aangepast aan de situatie. De overlevering van de betrokkene kan echter bij wijze van uitzondering worden geweigerd indien er aanwijzingen zijn dat:
Meer informatie: