EU-Hof: de voorafgaande evaluatie van de uitstoot van een fabriek voor het milieu en de gezondheid is integrerend onderdeel van de vergunningverlening en -toetsing

Contentverzamelaar

EU-Hof: de voorafgaande evaluatie van de uitstoot van een fabriek voor het milieu en de gezondheid is integrerend onderdeel van de vergunningverlening en -toetsing

De nationale autoriteit die een exploitatievergunning verleent of toetst moet rekening houden met alle verontreinigende stoffen waarvan wetenschappelijk is vastgesteld dat zij schadelijk zijn en die door de betrokken installatie kunnen worden uitgestoten. Wanneer sprake is van ernstige en significante gevaren voor het milieu en de menselijke gezondheid, moet de exploitatie worden opgeschort. Dit is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Italiaanse rechter over de EU-richtlijn over industriële emissies.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 25 juni 2024 in zaak C-626/22 (Ilva e.a.)

Achtergrond

Verzoekers hebben namens 300 000 inwoners van de Zuid-Italiaanse stad Taranto bij de rechtbank in Milaan een rechtszaak aangespannen tegen de voortzetting van de staalfabriek Ilva in Taranto. Zij vinden dat de fabriek hun recht op menselijke gezondheid en een schoon, gezond en duurzaam milieu schendt en beweren dat de exploitatie in strijd is met EU-richtlijn 2010/75 over industriële emissies.

In 2019 oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) al dat de Ilva-fabriek - één van de grootste in deze soort in Europa- significante nadelige milieueffecten veroorzaakt en de gezondheid van omwonenden aantast (zie arrest Cordella e.a. tegen Italië en arrest Ardimento e.a. tegen Italië). Hoewel er sinds 2012 maatregelen zijn opgenomen in de vergunningsvoorwaarden van Ilva om die impact te verminderen, zijn de termijnen voor de uitvoering ervan herhaaldelijk verlengd door de Italiaanse autoriteiten.

De Italiaanse rechter stelt prejudiciële vragen en vraagt daarbij aan het EU-Hof welke betekenis moet worden toegekend aan bepaalde informatie over de uitstoot van de staalfabriek voor het milieu en de menselijke gezondheid en met welke emissies rekening moet worden gehouden. Ook vraagt de Italiaanse rechter of het toelaatbaar is dat de termijn voor de uitvoering van bepaalde vergunningsvoorwaarden steeds wordt verlengd.

EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt dat richtlijn 2010/75 zo moet worden uitgelegd dat de lidstaten verplicht zijn voor te schrijven dat de voorafgaande evaluatie van de gevolgen van de activiteiten van een installatie, zoals de Ilva-fabriek, voor het milieu en de menselijke gezondheid integrerend deel uitmaakt van de procedures voor vergunningverlening en -toetsing voor de exploitatie van zo’n installatie.

Verder oordeelt het EU-Hof dat de nationale autoriteit die bevoegd is om een exploitatievergunning te verlenen of te toetsen niet alleen rekening moet houden met de verontreinigende stoffen die voorzienbaar zijn gelet op de aard en het type van de industriële activiteit, maar ook met alle andere verontreinigende stoffen waarvan wetenschappelijk is vastgesteld dat zij schadelijk zijn en die door de installatie kunnen worden uitgestoten. Met inbegrip van de door deze activiteiten veroorzaakte stoffen die niet zijn beoordeeld in de oorspronkelijke vergunningsprocedure voor de installatie.

Tot slot verzet richtlijn 2010/75 zich volgens het EU-Hof tegen een nationale regeling op grond waarvan de termijn waarover de exploitant van een installatie beschikt om te voldoen aan de maatregelen ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid, herhaaldelijk is verlengd, terwijl er ernstige en significante gevaren voor deze belangen zijn vastgesteld. Wanneer sprake is van dergelijke gevaren moet de exploitatie van de installatie hoe dan ook worden opgeschort.

Meer informatie:
ECER-dossier: Klimaat en Milieu- Schone lucht- Emissienormen