EU-Hof: in uitzonderlijke omstandigheden moet een verblijfstitel worden toegekend aan de gehandicapte meerderjarige zus van een alleenstaande minderjarige vluchteling

Contentverzamelaar

EU-Hof: in uitzonderlijke omstandigheden moet een verblijfstitel worden toegekend aan de gehandicapte meerderjarige zus van een alleenstaande minderjarige vluchteling

Een meerderjarige, zwaar gehandicapte en volledig van haar ouders afhankelijke, zus van een alleenstaande minderjarige vluchteling heeft recht op een verblijfstitel, wanneer weigering daarvan ertoe zou leiden dat die vluchteling de facto zijn recht op gezinshereniging met zijn ouders zou worden ontnomen. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Oostenrijkse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 30 januari 2024 in de zaak C-560/20, Landeshauptmann von Wien.

Het EU-Hof komt tot dit oordeel door uitleg te geven aan artikel 10, lid 3, onder a), van de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn in het licht van het doeltreffendheidsbeginsel en de bescherming onder het EU-Handvest (artikelen 7 (recht op gezinsleven) en 24 (belangen van het kind)). Anders dan Advocaat-Generaal Collins (zie hier zijn conclusie) vindt het EU-Hof niet beslissend of de EU-lidstaat, in casu Oostenrijk, gebruik heeft gemaakt van de facultatieve bepalingen onder de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn op grond waarvan EU-lidstaten gezinshereniging ook kunnen toekennen aan gezinsleden buiten het ‘kerngezin’, zoals meerderjarige kinderen.

Het EU-Hof oordeelt verder dat minderjarigheid op datum indiening verzoek leidend is om recht te hebben op gezinshereniging op grond van artikel 10, lid 3, onder a), van de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn en onder de gunstigere voorwaarden waarin dat artikel voorziet. De ouders van de minderjarige vluchteling hoeven geen termijn (voor indiening van hun verzoek) in acht te nemen om van die gunstiger voorwaarden te kunnen profiteren.

Tot slot oordeelt het EU-Hof dat artikel 10, lid 3, onder a), van de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn zo moet worden uitgelegd dat een EU-lidstaat niet kan vereisen dat de minderjarige vluchteling of zijn ouders voldoen aan de voorwaarden van artikel 7, lid 1, van de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn (kortweg: de middeleneis) om in aanmerking te komen voor gezinshereniging, ongeacht of het verzoek is ingediend binnen de termijn bedoeld in artikel 12, lid 1, derde alinea, van de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn.

Meer informatie: