EU-Hof: inburgeringseis als voorwaarde voor gezinshereniging of autonome verblijfstitel mag
Nieuwsbericht | 08-11-2018
Het gaat om de arresten van het EU-Hof van 7 november in zaken C-484/17 K en C-257/17
Deze twee zaken hebben beide betrekking op de voorwaarden die Nederland stelt aan de toekenning van verzoeken tot gezinshereniging. De Raad van State vraagt of een verzoek tot gezinshereniging kan worden afgewezen op grond dat de aanvrager het inburgeringsexamen niet heeft gehaald.
In beide zaken had de staatssecretaris namelijk gezinsherenigingsverzoeken afgewezen, omdat de aanvragers niet hadden aangetoond dat zij het inburgeringsexamen hadden behaald of dat zij van deze inburgeringsplicht waren vrijgesteld. De Raad van State vraagt of dit inburgeringsvereiste verenigbaar is met artikel 15 van de gezinsherenigingsrichtlijn (richtlijn 2003/86 ).
Uit deze bepaling vloeit voort dat er na vijf jaar in beginsel een recht is op een autonome verblijfstitel. De lidstaten mogen aan de verlening ervan voorwaarden verbinden. Het kan dan ook niet worden uitgesloten dat een lidstaat de verlening van deze verblijfstitel afhankelijk stelt van een inburgeringsexamen. Deze verplichting mag daarentegen niet verder gaan dan nodig is om het doel van vergemakkelijking van de integratie van de betrokken derdelanders te bereiken. De nationale rechter dient dit na te gaan door in ieder geval te controleren of de kennis die nodig is om het inburgeringsexamen te halen overeenkomt met een basisniveau, dat de voorwaarde er niet toe leidt dat een aanvraag van een derdelander wordt afgewezen terwijl deze derdelander de wil heeft aangetoond om het examen te behalen en ook inspanningen hiervoor heeft gedaan, dat bijzondere individuele omstandigheden in aanmerking worden genomen en dat de kosten voor het examen niet buitensporig zijn. Omstandigheden als leeftijd, opleidingsniveau, financiƫle situatie of gezondheidstoestand van de familieleden, moeten ertoe kunnen leiden dat het behalen van een inburgeringsexamen niet als voorwaarde aan de verlening van een verblijfstitel wordt gesteld, wanneer blijkt dat zij wegens die omstandigheden niet in staat zijn om aan het examen deel te nemen of het te halen. In zaak C-257/17 bepaalt het Hof bovendien dat deze uitspraak ook geldt wanneer de echtgenoot de Nederlandse nationaliteit heeft.