EU-Hof: Lidstaten kunnen consumentenrechten ook toekennen aan verenigingen van eigenaren
Nieuwsbericht | 09-04-2020
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 2 april 2020 in de zaak C-329/19 Condominio di Milano .
De condominio di Milano, via Meda (vereniging van eigenaren van de straat Meda) hebben in 2010 een overeenkomst met Eurothermo afgesloten voor de levering van thermische energie. Deze overeenkomst bevatte een beding op grond waarvan de condominio een vertragingsrente van 9,25% moest betalen indien zij te laat zou betalen.
In deze zaak is richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn) van toepassing. Artikel 1, lid 1, van de richtlijn bepaalt dat de bepalingen van toepassing zijn op overeenkomsten tussen een verkoper en een consument. Artikel 2, onder b, van de richtlijn bepaalt dat een consument iedere natuurlijke persoon is die handelt buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit.
De condominio stelt dat zij kan worden aangemerkt als consument en dat het beding in de overeenkomst oneerlijk is. De Italiaanse cassatierechter heeft namelijk in haar rechtspraak geoordeeld dat verenigingen van eigenaren aanspraak kunnen maken op de consumentenrechten. De rechter wil weten of deze nationale rechtspraak in overeenstemming is met de richtlijn.
EU-Hof
Het EU-Hof overweegt ten eerste dat een vereniging van eigenaren niet onder de werkingssfeer van de richtlijn valt. Er is sprake van een consument indien (1) het gaat om een natuurlijk persoon en (2) deze persoon zijn activiteiten buiten beroep of bedrijf uitoefent. Met betrekking tot de eerste voorwaarde overweegt het EU-Hof dat het Italiaanse recht de vereniging van eigenaren noch als natuurlijk persoon noch als rechtspersoon ziet. Ook op EU-niveau is dit begrip niet geharmoniseerd. Het staat de lidstaten derhalve vrij om de vereniging van eigenaren al dan niet als rechtspersoon te kwalificeren. Doordat het mogelijk is dat lidstaten de vereniging van eigenaren als rechtspersoon kunnen kwalificeren, kan deze rechtsfiguur niet worden aangemerkt als natuurlijk persoon in de zin van de richtlijn.
Het EU-Hof verwijst echter naar artikel 169, lid 4, EU-Werkingsverdrag . Dit artikel bepaalt dat lidstaten een hogere graad van consumentenbescherming kunnen treffen voor zover deze bescherming verenigbaar is met de Verdragen. De twaalfde overweging van de richtlijn bepaalt dat de richtlijn slechts in minimumharmonisatie voorziet en dat de reikwijdte van de bepalingen kan worden uitgebreid. Het EU-Hof oordeelt dat het toekennen van consumentenrechten aan verenigingen van eigenaren strookt met de door de richtlijn nagestreefde doelstelling van bescherming van de consument. Een lidstaat kan daardoor consumentenrechten toekennen aan de vereniging van eigenaren, ondanks dat deze rechtsfiguur geen natuurlijk persoon is.