EU-Hof: nationale rechter kan terugvordering van onrechtmatige staatssteun gelasten wanneer verjaringstermijn uit de Staatssteun-procedureverordening is verstreken
Nieuwsbericht | 08-12-2023
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 7 december 2023 in de zaak C-700/22, RegioJet en StudentAgency.
Achtergrond
Op 26 juni 2008 heeft České dráhy, een in Tsjechië gevestigde spoorwegonderneming, met de nationale spoorwegdienst een overeenkomst gesloten waarbij zij een deel van haar onderneming aan die spoorwegdienst heeft overgedragen. Volgens RegioJet en StudentAgency, concurrenten van České dráhy, vormt de prijs die in het kader van deze transactie aan České dráhy werd betaald staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het EU-Werkingsverdrag, en is deze steun onrechtmatig omdat hij noch werd aangemeld bij de Commissie, noch door die instelling werd goedgekeurd.
Het geschil tussen RegioJet en Student Agency, enerzijds, en České dráhy, anderzijds, is uiteindelijk terechtgekomen bij de hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken van Tsjechie (hierna: de verwijzende rechter). De verwijzende rechter vraagt in wezen aan het EU-Hof of het verstrijken van de verjaringstermijn van artikel 17, lid 1, van de Staatssteunprocedureverordening kan worden tegengeworpen aan de nationale rechter bij wie een verzoek tot terugvordering van onrechtmatige staatssteun aanhangig is gemaakt. Die bepaling bepaalt namelijk dat de bevoegdheden van de Europese Commissie om steun terug te vorderen verjaren na een termijn van tien jaar.
EU-Hof
Het EU-Hof brengt in herinnering dat de nationale rechterlijke instanties en de Europese Commissie in het kader van staatssteun aanvullende en onderscheiden taken vervullen. In die context herinnert het EU-Hof eraan dat de Staatssteunprocedureverordening procedurele voorschriften bevat die van toepassing zijn op alle bij de Commissie aanhangige administratieve procedures inzake staatssteun, maar geen voorschriften bevat over de bevoegdheden en de verplichtingen van de nationale rechterlijke instanties. Die verplichtingen en bevoegdheden blijven volgens het EU-Hof geregeld door de bepalingen van het EU-Werkingsverdrag.
De verjaringstermijn in artikel 17, lid 1, van de Staatssteunprocedureverordening heeft dus enkel betrekking op de bevoegdheden van de Commissie. Volgens het EU-Hof kan die verjaringstermijn noch direct, noch indirect en evenmin naar analogie worden toegepast op de procedure van terugvordering van onrechtmatige steun door de bevoegde nationale (rechterlijke) instanties. Bij die procedure gelden de nationaalrechtelijke verjaringsregels, onder voorbehoud van het gelijkwaardigheids- en doeltreffendheidsbeginsel.
Tenslotte oordeelt het EU-Hof dat het verstrijken van de verjaringstermijn van artikel 17, lid 1, van de Staatssteunprocedureverordening niet tot gevolg heeft dat onrechtmatige staatssteun met terugwerkende kracht wordt geregulariseerd wegens de enkele omstandigheid dat die steun ‘bestaande steun’ in de zin van artikel 1, onder b, van de Staatssteunprocedureverordening is geworden.
Meer informatie: