EU-Hof oordeelt over de elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling van een verzoek om subsidiaire bescherming onder de Kwalificatierichtlijn

Contentverzamelaar

EU-Hof oordeelt over de elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling van een verzoek om subsidiaire bescherming onder de Kwalificatierichtlijn

Bij de behandeling van een verzoek om subsidiaire bescherming moet de bevoegde autoriteit rekening houden met omstandigheden die verband houden met de algemene situatie in het land van herkomst én met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van betrokkene. Al deze relevante elementen moeten worden onderzocht voordat de bevoegde autoriteit vaststelt welk soort ‘ernstige schade’ deze elementen eventueel kunnen staven. Dit beoordelingskader geldt bij alle soorten ernstige schade als bedoeld in artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van de Nederlandse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof in de zaak C-125/22, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Achtergrond

Het gaat in deze zaak om prejudiciële vragen van de rechtbank Den Haag over de uitleg van artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn. Die bepaling noemt drie soorten ‘ernstige schade’ die kunnen leiden tot toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus. Het gaat om: de ‘doodstraf of executie’ (sub a), ‘foltering of onmenselijke of vernederende behandeling’ (sub b), en een ‘ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict ’ (sub c).

De prejudiciële vragen zijn gerezen in het kader van een geding tussen de echtgenoten X en Y en hun zes minderjarige kinderen, met de Libische nationaliteit, en de Nederlandse Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris heeft hun verzoeken om subsidiaire bescherming afgewezen, omdat geen sprake zou zijn van ‘ernstige schade’ als bedoeld in artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn. In geschil is of bij de beoordeling van ‘ernstige schade’ onder artikel 15, sub c), van de Kwalificatierichtlijn ook rekening moet worden behouden met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van betrokkenen. Of doelt deze bepaling op een dermate vorm van willekeurig geweld dat iedereen die naar dat gebied terugkeert risico loopt op ernstige schade?

EU-Hof

Doodstraf, executie, foltering of een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing

Het EU-Hof oordeelt dat de toekenning van subsidiaire bescherming krachtens artikel 15, onder a) en b), van de Kwalificatierichtlijn veronderstelt dat er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de verzoeker, indien hij wordt teruggestuurd naar zijn land van herkomst of naar het land waar hij vroeger gewoonlijk verbleef, specifiek en individueel wordt blootgesteld aan een reëel risico op het ondergaan van de doodstraf, executie, foltering of een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Deze voorwaarde kan volgens het EU-Hof niet worden afgezwakt door het feit dat er sprake is van een zeker niveau van geweld en onveiligheid in het land van herkomst. Oftewel: bij de beoordeling van ernstige schade onder a) en b) is er geen ruimte voor de toepassing van een ‘glijdende schaal’. Niettemin moet de bevoegde autoriteit de elementen die betrekking hebben op de algemene situatie in het land van herkomst wel onderzoeken. Aan de hand van die elementen kan namelijk nauwkeuriger worden beoordeeld in hoeverre de verzoeker daadwerkelijk een individueel risico loopt op ernstige schade, die kan bestaan uit de doodstraf, executie, foltering, of een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.

Bedreiging van het leven of de persoon als gevolg van willekeurig geweld

Het EU-Hof oordeelt verder dat de toekenning van subsidiaire bescherming krachtens artikel 15, onder c), van de Kwalificatierichtlijn een algemener risico op schade veronderstelt dan de risico’s die onder a) en b) van dat artikel worden genoemd. Bij de beoordeling van deze vorm van ernstige schade is ruimte voor toepassing van de glijdende schaal. Dit betekent dat hoe meer de betrokkene het bewijs kan leveren dat hij specifiek wordt geraakt wegens zijn individuele en persoonlijke situatie, hoe minder willekeurig geweld is vereist om voor subsidiaire bescherming in aanmerking te komen. In uitzonderlijke situaties kan het voorkomen dat de betrokkene alleen al door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 15, c). Dan hoeft de betrokkene niet meer aan te tonen dat hij specifiek wordt getroffen wegens zijn individuele en persoonlijke omstandigheden.

Meer informatie:

  • ECER-dossier – Kwalificatierichtlijn – Ernstige schade