EU-Hof: rechtstreeks beroep op vereiste van evenredigheid van sancties in EU-richtlijn is mogelijk
Nieuwsbericht | 10-03-2022
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 8 maart 2022 in de zaak C-205/20, NE .
Achtergrond
De vennootschap CONVOI, gevestigd in Slowakije en vertegenwoordigd door NE, heeft werknemers ter beschikking gesteld aan een in Oostenrijk gevestigde onderneming. Een districtsbestuur in Oostenrijk heeft aan NE een geldboete opgelegd omdat zij meerdere verplichtingen in het kader van de Oostenrijkse wet ter bestrijding van loon- en sociale dumping niet was nagekomen. Het ging met name om verplichtingen in verband met de bewaring en de terbeschikkingstelling van loon- en sociale-zekerheidsdocumenten.
NE heeft tegen het besluit van het districtsbestuur beroep ingesteld bij een Oostenrijkse bestuursrechter. Die rechter heeft het EU-Hof in oktober 2018 om een prejudiciële beslissing verzocht. Het EU-Hof oordeelde toen dat artikel 20 van richtlijn 2014/67 zich verzet tegen een nationale regeling, zoals de Oostenrijkse wet ter bestrijding van loon- en sociale dumping, die in geval van niet-nakoming van arbeidsrechtelijke verplichtingen met betrekking tot de aangifte van werknemers en de bewaring van loonadministratie voorziet in de oplegging van hoge boetes. Die nationale regeling is, gelet op de verschillende sancties die wegens schending van administratieve verplichtingen kunnen worden opgelegd, in strijd met het vereiste van evenredigheid van sancties, zoals neergelegd in artikel 20 van richtlijn 2014/67 ( C-645/18 ).
De Oostenrijkse wetgever heeft de Oostenrijkse wet ter bestrijding van loon- en sociale dumping niet aangepast. De rechter vraagt daarom aan het EU-Hof of hij die nationale regeling buiten toepassing moet laten.
EU-Hof
Rechtstreekse werking van het vereiste van evenredigheid van sancties (artikel 20 van richtlijn 2014/67)
Volgens vaste rechtspraak van het EU-Hof kunnen particulieren zich in alle gevallen waarin de bepalingen van een EU-richtlijn inhoudelijk gezien (I) onvoorwaardelijk en (ii) voldoende nauwkeurig zijn, voor de nationale rechter op die bepalingen beroepen tegenover de staat, wanneer die lidstaat een richtlijn op onjuiste wijze heeft omgezet in nationaal recht. De Oostenrijkse rechter is van oordeel dat Oostenrijk het in artikel 20 van richtlijn 2014/67 neergelegde vereiste van evenredigheid van sancties onjuist heeft omgezet.
Het EU-Hof oordeelt ten eerste dat het in artikel 20 van richtlijn 2014/67 neergelegde vereiste van evenredigheid van sancties onvoorwaardelijk is. Het uit die bepaling voortvloeiende verbod om onevenredige sancties vast te stellen is namelijk absoluut en geeft de lidstaten niet de bevoegdheid om de draagwijdte van dit verbod aan voorwaarden te binden of te beperken.
Daarnaast oordeelt het EU-Hof dat artikel 20 van richtlijn 2014/67 voldoende nauwkeurig is. Die bepaling verleent de lidstaten bij de vaststelling van de sanctieregeling weliswaar een zekere beoordelingsmarge, maar die beoordelingsmarge wordt begrensd door het uit artikel 20 van richtlijn 2014/67 voortvloeiende verbod om in onevenredige sancties te voorzien.
Uit de voorgaande alinea’s volgt dat het in artikel 20 van richtlijn 2014/67 neergelegde vereiste van evenredigheid van sancties onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om door een particulier in te kunnen worden geroepen en door de nationale bestuurlijke instanties en de nationale rechters te kunnen worden toegepast. Die bepaling heeft aldus rechtstreekse werking.
Buiten toepassing laten van nationale regeling
Volgens vaste rechtspraak moet een nationale rechter een nationale regeling of praktijk buiten toepassing laten indien die regeling of praktijk in strijd is met een bepaling van het EU-recht met rechtstreekse werking. In deze zaak is de Oostenrijkse rechter van oordeel dat de Oostenrijkse wet ter bestrijding van loon- en sociale dumping in strijd is met artikel 20 van richtlijn 2014/67, een bepaling van het EU-recht met rechtstreekse werking.
Het EU-Hof oordeelt in die context dat de nationale rechter de nationale bepalingen buiten toepassing moet laten voor zover zij eraan in de weg staan dat evenredige sancties worden opgelegd, teneinde te verzekeren dat de aan de betrokkene opgelegde straffen aan het vereiste van evenredigheid van sancties voldoen. De nationale autoriteiten mogen in beginsel niet de gehele nationale regeling buiten toepassing laten.
Meer informatie: