EU-Hof: Unierechter kan kennisnemen van een beroep tot nietigverklaring van een besluit waarbij de EIB heeft beslist op een verzoek tot interne herziening van een besluit van haar raad van bewind

Contentverzamelaar

EU-Hof: Unierechter kan kennisnemen van een beroep tot nietigverklaring van een besluit waarbij de EIB heeft beslist op een verzoek tot interne herziening van een besluit van haar raad van bewind

De Unierechter is bevoegd om kennis te nemen van een door een milieubeschermingsorganisatie ingesteld beroep tot nietigverklaring van het besluit, waarbij de Europese Investeringsbank (EIB) een verzoek van die organisatie op grond van de Aarhus-verordening om interne herziening van een goedkeuringsbesluit van haar raad van bewind tot financiering van een project voor een biomassacentrale niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Unierechter mag in een dergelijk geval niet de rechtmatigheid of de inhoudelijke juistheid van dat goedkeuringsbesluit toetsen, maar mag wel beoordelen of de EIB het verzoek om interne herziening niet-ontvankelijk mocht verklaren. Dat is het antwoord van het EU-Hof in een hogere voorziening die door de EIB en de Commissie was ingesteld.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 6 juli 2023 in de zaak C-212/21 P en C-223/21 P (Europese Investeringsbank (EIB) tegen ClientEarth).

Achtergrond

Op 9 augustus 2018 heeft ClientEarth, een niet-gouvernementele organisatie die zich bezighoudt met milieubescherming, op grond van Verordening (EG) nr. 1367/2006 (hierna: de Aarhus-Verordening) een verzoek om interne herziening ingediend tegen het besluit van de raad van bewind van de Europese Investeringsbank (EIB) (hierna: de raad van bewind) van 12 april 2018. Bij dat besluit (hierna: het goedkeuringsbesluit) had de raad van bewind zijn goedkeuring verleend aan een voorstel om een project voor de bouw van een biomassacentrale in Spanje te financieren in de vorm van een lening. Bij brief van 13 april 2018 aan de initiatiefnemer van het project wees de EIB erop dat de voorlopige goedkeuring nog geen verplichting voor de EIB deed ontstaan om een lening te verstrekken, maar de initiatiefnemer wel in staat stelde de stappen te nemen die nodig waren om de lening te formaliseren.

De EIB heeft het verzoek van ClientEarth bij besluit van 30 oktober 2018 niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens de EIB het goedkeuringsbesluit van 12 april 2018 geen “administratieve handeling” in de zin van de Aarhus-verordening was, en ClientEarth daartegen dan ook geen verzoek om interne herziening kon indienen. Het EU-Gerecht heeft het beroep van ClientEarth tot nietigverklaring van het besluit van 30 oktober 2018 (hierna: het litigieuze besluit) bij arrest van 27 januari 2021 in zaak T-9/19 toegewezen. De EIB en de Europese Commissie hebben vervolgens met hun hogere voorzieningen bij het EU-Hof gevorderd het arrest van het EU-Gerecht te vernietigen.

EU-Hof

In het arrest gaat het EU-Hof eerst in op de vraag of het bevoegd is om uitspraak te doen over een beroep tot nietigverklaring van een besluit van de EIB waarbij wordt beslist op een verzoek tot interne herziening van een besluit van haar raad van bewind.

Het EU-Hof brengt in herinnering dat uit artikel 271, onder c, EU-Werkingsverdrag volgt dat tegen besluiten van de raad van bewind van de EIB slechts beroep kan worden ingesteld door de lidstaten of de Commissie, en alleen in geval van schending van bepaalde vormvoorschriften als bedoeld in artikel 21 van de EIB-statuten. Aan de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen besluiten van de raad van bewind zijn daarom strengere voorwaarden verbonden dan die van artikel 263 EU-Werkingsverdrag. Volgens het EU-Hof regelt artikel 271, onder c, EU-Werkingsverdrag echter niet rechtstreeks het geval waarin een niet-gouvernementele organisatie overeenkomstig de Aarhus-verordening beroep instelt tegen een besluit waarbij de EIB heeft beslist op een verzoek om interne herziening van een goedkeuringsbesluit van haar raad van bewind. Artikel 271, onder c, EU-Werkingsverdrag is wel een relevante bepaling die in aanmerking moet worden genomen om te bepalen of het mogelijk is zich in zo’n geval tot de Unierechter te wenden.

Het EU-Hof oordeelt vervolgens dat die bepaling er in beginsel niet aan in de weg staat dat een niet-gouvernementele organisatie als ClientEarth overeenkomstig de Aarhus-verordening een verzoek om interne herziening indient tegen een besluit van de raad van bewind, noch dat een niet-gouvernementele organisatie op grond van de Aarhus-verordening beroep instelt tegen een besluit van de EIB waarbij dat verzoek niet-ontvankelijk is verklaard. Een dergelijk beroep kan er dan evenwel niet toe strekken dat de Unierechter de rechtmatigheid of inhoudelijke juistheid van het goedkeuringsbesluit van de raad van bewind toetst, maar strekt er dan enkel toe dat de Unierechter onderzoekt of de EIB het verzoek tot interne herziening van dat goedkeuringsbesluit niet-ontvankelijk mocht verklaren. De eventuele toewijzing van dat beroep heeft in zo’n geval enkel tot gevolg dat de EIB het goedkeuringsbesluit zelf intern moet herzien, aldus het EU-Hof.

Het EU-Hof gaat vervolgens in op de rechtsmiddelen van de EIB en de Commissie in deze zaak die zijn gericht tegen het inhoudelijke oordeel van het EU-Gerecht dat de EIB ten onrechte heeft gesteld dat het goedkeuringsbesluit niet onder het “milieurecht” valt en geen “administratieve handeling” is in de zin van artikel 2, lid 1, onder f en g van de Aarhus-verordening, en op grond waarvan de EIB bijgevolg het verzoek van ClientEarth in het litigieuze besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Het EU-Hof oordeelt eerst dat het EU-Gerecht terecht heeft geoordeeld dat de milieucriteria die voortvloeien uit de verklaring uit 2009 en de klimaatstrategie, waaraan projecten moeten voldoen om voor EIB-financiering in aanmerking te komen, kunnen worden aangemerkt als “milieurecht” in de zin van artikel 2, lid 1, onder f van de Aarhus-verordening. Volgens het EU-Hof valt onder dat begrip namelijk elke handeling van de Unie die – ongeacht haar rechtsgrondslag – bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het milieubeleid, zoals omschreven in artikel 191, lid 1, EU-Werkingsverdrag. Anders dan de EIB had betoogd, is het begrip “milieurecht” in de Aarhus-verordening dus niet beperkt tot formele “wetgevingshandelingen” in de zin van artikel 289, lid 3, EU-Werkingsverdrag.

Het EU-Gerecht heeft verder volgens het EU-Hof ook terecht geoordeeld dat het goedkeuringsbesluit een maatregel van individuele strekking is in de zin van artikel 2, lid 1, onder g van de Aarhus-Verordening. Het EU-Hof wijst erop dat het goedkeuringsbesluit, voor zover daarbij het financieringsvoorstel voor het project is goedgekeurd wat de milieu- en sociale aspecten ervan betreft, op een specifieke situatie ziet en rechtsgevolgen heeft voor de initiatiefnemer van het project, die daardoor in staat wordt gesteld de stappen te zetten die nodig waren om de lening te formaliseren. Het goedkeuringsbesluit heeft ook juridisch bindende en externe werking in de zin van artikel 2, lid 1, onder g van de Aarhus-Verordening. De EIB en de Commissie hadden daartegen ingebracht dat het goedkeuringsbesluit nog geen individueel recht op EIB-financiering verleende, omdat de verhouding tussen de EIB en de potentiële lening nemer pas op een later moment juridisch bindend werd, namelijk bij de ondertekening van de relevante overeenkomst. Volgens het EU-Hof stelt het goedkeuringsbesluit echter het standpunt van de raad van bewind over de vraag of het project voor financiering door de EIB in aanmerking komt op definitieve wijze vast. Het goedkeuringsbesluit heeft daarmee rechtsgevolgen voor derden, met name de initiatiefnemer van dat project, voor zover daarin is vastgesteld dat het betreffende project gelet op de milieu- en sociale aspecten ervan in aanmerking zou komen voor EIB-financiering, zodat de initiatiefnemer de nodige stappen kon zetten om de lening te formaliseren.

Het EU-Hof stelt de EIB en de Commissie in het ongelijk en wijst gelet op voorgaande de hogere voorzieningen in hun geheel af.

Meer informatie:
ECER-dossier: Klimaat en Milieu – Milieubeheer- Aarhus