EU-Hof verduidelijkt de voorwaarden waaraan politiediensten moeten voldoen om toegang te krijgen tot gegevens op een mobiel

Contentverzamelaar

EU-Hof verduidelijkt de voorwaarden waaraan politiediensten moeten voldoen om toegang te krijgen tot gegevens op een mobiel

De toegang tot gegevens op een mobiel moet onderworpen zijn aan de voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke autoriteit, en de betrokkene moet worden genotificeerd van een poging tot toegang. De notificatie kan worden uitgesteld indien en voor zolang dit in het belang van het opsporingsonderzoek is. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van een Oostenrijkse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 4 oktober 2024 in de zaak C-548/21, Bezirkshauptmannschaft Landeck.

Achtergrond

De Oostenrijkse politie heeft de mobiele telefoon in beslag genomen van de geadresseerde van een pakketje, nadat bij een drugscontrole was vastgesteld dat dit pakketje 85 gram cannabis bevatte. Vervolgens heeft de politie vergeefse pogingen gedaan om het mobieltje te ontgrendelen om toegang te krijgen tot de gegevens die daarin waren opgeslagen. Zij had geen toestemming van het parket of van een rechter, heeft de pogingen tot ontgrendeling niet gedocumenteerd en heeft de betrokkene hiervan niet in kennis gesteld.

De betrokkene heeft de inbeslagname van zijn mobiele telefoon aangevochten bij een Oostenrijkse rechter. Hij heeft pas in het kader van deze procedure vernomen dat er pogingen waren gedaan om deze telefoon te ontgrendelen. De Oostenrijkse verwijzende rechter wenst van het EU-Hof te vernemen of de Oostenrijkse regelgeving die – volgens hem – de politie toestaat om zo te handelen, verenigbaar is met het EU-recht. Hij merkt op dat het feit dat de betrokkene wordt verweten, wordt bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste één jaar. Het gaat daarom maar om een licht misdrijf.

EU-Hof

Het EU-Hof oordeelt dat het feit dat de opsporingshandeling beperkt is gebleven tot een poging tot toegang, niet tot gevolg kan hebben dat er geen sprake is van een verwerking van persoonsgegevens in de zin van richtlijn 2016/680. Daarnaast oordeelt het EU-Hof dat de toegang het waarschijnlijk mogelijk maakt om zeer precieze conclusies te trekken over het privéleven van de betrokkene. De beperking van het in artikel 8 van het EU-Handvest neergelegde recht op bescherming van persoonsgegevens en het door artikel 7 van het EU-Handvest beschermde recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven moet daarom als ernstig of zelfs als bijzonder ernstig worden beschouwd. 

Vervolgens oordeelt het EU-Hof dat de toegang niet moet worden beperkt tot de opsporing van ernstige strafbare feiten. Dit zou het risico op straffeloosheid voor strafbare feiten in het algemeen vergroten. De ernst van het strafbare feit moet wel worden meegewogen bij de evenredigheidsafweging.

Ook oordeelt het EU-Hof dat de toegang onderworpen moet zijn aan de voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke autoriteit, en dat de betrokkene moet worden genotificeerd van een poging tot toegang. De notificatie kan worden uitgesteld indien en voor zolang dit in het belang van het opsporingsonderzoek is. 

Meer informatie: