EU-Hof verduidelijkt het begrip ‘consument’ uit de EU-richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten
Nieuwsbericht | 01-11-2024
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 24 oktober 2024 in de zaak C-347/23, Zabiton.
Het gaat in deze zaak om twee verzoekers die ten tijde van het sluiten van een hypothecaire kredietovereenkomst respectievelijk werkzaam waren als officier van gerechtelijke politie en als schooldirecteur. Zij oefenden geen professionele commerciële activiteiten op het gebied van vastgoedbeheer uit, en zij hebben de hypothecaire kredietovereenkomst gesloten om de aankoop van één enkele woning in Warschau te financieren, die bestemd was om onder bezwarende titel te worden verhuurd. De huurinkomsten zijn hoofdzakelijk gebruikt om de maandelijkse termijnen van de lening te betalen. De verzoekers hebben geen andere onroerende goederen verhuurd. De Poolse verwijzende rechter heeft een prejudiciële vraag aan het EU-Hof voorgelegd. Die rechter wil weten of verzoekers kunnen worden aangemerkt als 'consument' in de zin van artikel 2, onder b, van de EU-richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
Het EU-Hof oordeelt dat de verzoekers als 'consument' in de zin van de EU-richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten kunnen worden aangemerkt. Daarbij acht het EU-Hof het volgende van belang:
Volgens het EU-Hof streefden verzoekers met het sluiten van de hypothecaire kredietovereenkomst geen beroepsmatig doel na, maar wilde zij alleen hun privévermogen consolideren.