EU-Hof verduidelijkt het begrip ‘gevangenzetting’ in de context van een Dublinoverdracht van een asielzoeker
Nieuwsbericht | 04-04-2022
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 31 maart 2022 in de zaak C-231/21, IA.
Achtergrond
In verordening 604/2013 (hierna: Dublinverordening) zijn de criteria neergelegd om te bepalen welke EU-lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming (asiel of subsidiaire bescherming). Indien een lidstaat van mening is dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor het verzoek, kan hij die lidstaat verzoeken om overname van de derdelander (artikel 21, lid 1).
Na aanvaarding van het overnameverzoek moet de overdracht binnen zes maanden plaatsvinden. De termijn voor de overdracht kan tot maximaal één jaar worden verlengd wegens ‘gevangenzetting’ van de betrokken asielzoeker. Als de overdracht te laat plaatsvindt wordt de lidstaat - die om de overdracht heeft verzocht – verantwoordelijk voor het verzoek van de asielzoeker (artikel 29, leden 1 en 2).
In deze zaak gaat het om de overdracht van de Marokkaanse staatsburger IA van Oostenrijk naar Italië. Overdracht was echter niet mogelijk omdat de betrokkene gedwongen was opgenomen in een psychiatrische afdeling van een Oostenrijks ziekenhuis. Die opname was toegestaan bij een rechterlijke beslissing omdat IA wegens een psychische aandoening een ernstig gevaar voor zichzelf of voor de samenleving vormde. De Oostenrijkse autoriteiten hebben vanwege die gedwongen opname de overdrachtstermijn verlengd met zes maanden. Na zijn opname is betrokkene overgedragen aan Italië.
IA heeft beroep ingesteld bij de Oostenrijkse rechter tegen zijn overdracht naar Italië, omdat de overdracht niet binnen de oorspronkelijke termijn van zes maanden had plaatsgevonden. De zaak is uiteindelijk terechtgekomen bij de hoogste Oostenrijkse bestuursrechter. Die rechter wil van het EU-Hof weten of het begrip ‘gevangenzetting’ ook ziet op de opname van een asielzoeker in een psychiatrische afdeling van een ziekenhuis.
EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt dat het begrip ‘gevangenzetting’ in de zin van artikel 29, lid 2 van de Dublinverordening voor de betekenis en draagwijdte ervan niet naar het nationale recht van de lidstaten verwijst. Dat begrip moet dus uniform en autonoom op EU-niveau worden uitgelegd.
Vervolgens oordeelt het EU-Hof dat in de overgrote meerderheid van de taalversies van artikel 29, lid 2 van de Dublinverordening de term ‘gevangenzetting’ of ‘gevangenisstraf’ wordt gebruikt. De gebruikelijke betekenis van de term ‘gevangenzetting’ of ‘gevangenisstraf’ heeft volgens het EU-Hof in wezen betrekking op een vrijheidsstraf die in het kader van een strafprocedure wordt opgelegd wegens het plegen van een strafbaar feit waaraan de betrokkene schuldig wordt bevonden of waarvan hij wordt verdacht.
De gedwongen opname van een persoon in een psychiatrische afdeling van een ziekenhuis die door een rechter is toegestaan op grond dat die persoon aan een psychische aandoening lijdt waardoor hij bijzonder gevaarlijk is voor zichzelf of voor de samenleving, kan volgens het EU-Hof niet worden aangemerkt als ‘gevangenzetting’. Een dergelijke opname verschilt volgens het EU-Hof fundamenteel van de internering van een persoon in een psychiatrische instelling, die wordt gelast omdat die persoon een strafbaar feit heeft gepleegd waarvoor hij evenwel niet strafrechtelijk aanspraak kan worden gesteld wegens een psychische aandoening waaraan hij leed ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten.
Meer informatie: