EU-Hof verwerpt klacht Commissie over projectontwikkeling Eindhoven

Contentverzamelaar

EU-Hof verwerpt klacht Commissie over projectontwikkeling Eindhoven

Het besluit van de gemeente Eindhoven om geen aanbestedingsprocedure te volgen voor het project Doornakkers is niet in strijd met EU-aanbestedingsrichtlijn 2004/18. Dat heeft het EU-Hof bepaald in een inbreukzaak tegen Nederland. Het EU-Hof honoreert daarmee het verweer van de Nederlandse regering.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 11 juli 2013 in zaak C-576/10, Commissie/Nederland

Deze zaak heeft betrekking op een stedenbouwkundig project in Eindhoven. In 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met een plan voor de creatie van een centrum met sociale bestemming (een zorgcentrum en een spelen-, integreren-en lerencentrum), en een winkelcentrum met tevens appartementen. In 2002 heeft de gemeente beslist dat geen aanbestedingsprocedure zou worden gevolgd. In 2003 heeft de gemeente projectontwikkelaar Hurks gekozen. De bouwplannen zijn vervolgens verder uitgewerkt in een masterplan, dat in februari 2006 is goedgekeurd door de gemeente en ondertekend door Hurks op 12 juni 2007 en door de gemeente op 16 juli 2007.

Naar aanleiding van een klacht heeft de Commissie Nederland om uitleg gevraagd. Volgens de Commissie heeft Nederland de regels zoals bepaald in richtlijn 2004/18 betreffende concessies voor openbare werken niet nageleefd. De Commissie heeft daarom de zaak aanhangig gemaakt bij het Hof, in december 2010.

Nederland voerde aan dat richtlijn 2004/18 niet van toepassing is op deze zaak. De richtlijn diende uiterlijk op 31 januari 2006 te zijn omgezet in Nederlands recht. Volgens Nederland was al voor die datum een beslissing genomen over de verkoop van het terrein en de ontwikkeling ervan door een projectontwikkelaar. Volgens de Commissie was er echter pas in 2007 volledige overeenstemming over de wezenlijke voorwaarden van de samenwerking met de ontwikkelaar, en had de nieuwe richtlijn dus moeten worden toegepast.

Volgens het Hof is het beslissende moment het tijdstip waarop de aanbestedende dienst kiest welk type procedure hij zal volgen. De beslissing om het project zonder oproep tot mededinging te verwezenlijken is in 2002 genomen.  Volgens het Hof had de gemeente op dat tijdstip ook al een goed idee van hoe het project eruit zou moeten zien. Richtlijn 2004/18 is dus niet van toepassing.

Het Hof verwerpt bijgevolg het beroep van de Commissie.