EU-Hof wijst arrest in zaak over de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een illegaal verblijvende derdelander

Contentverzamelaar

EU-Hof wijst arrest in zaak over de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een illegaal verblijvende derdelander

In deze zaak is betrokkene in bewaring gesteld, met het oog op zijn verwijdering, ter uitvoering van een definitief geworden terugkeerbesluit. Het EU-Hof oordeelt dat de nationale bewaringsrechter, zo nodig ambtshalve, moet nagaan of het beginsel van non-refoulement zich tegen die verwijdering verzet. Die verplichting vloeit voort uit de artikelen 5 en 15 van de Terugkeerrichtlijn, in samenhang met de artikelen 6, 19, lid 2 en 47 van het EU-Handvest van de grondrechten. Ook moet de bewaringsrechter, zo nodig ambtshalve, nagaan of het belang van het kind, en het familie- en gezinsleven zich verzetten tegen verwijdering van betrokkene. Dit vloeit voort uit de artikelen 5 en 15, van de Terugkeerrichtlijn, in samenhang met de artikelen 6, 7, 24, lid 2, en 47 van het EU-Handvest. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van een Nederlandse rechter.

Het betreft het arrest van het EU-Hof van 4 september 2025 in de zaak C-313/25 PPU, Adrar. 

Meer informatie