EU-Hof wijst arrest over de vaststelling van afhankelijkheid in het kader van de EU-burgerschapsrichtlijn

Contentverzamelaar

EU-Hof wijst arrest over de vaststelling van afhankelijkheid in het kader van de EU-burgerschapsrichtlijn

Op basis van de EU-burgerschapsrichtlijn moeten de lidstaten een verblijfskaart afgeven aan een derdelander die een rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn van een mobiele EU-burger is en die afhankelijk is van die burger. Wanneer de aanvraag voor die verblijfskaart verscheidende jaren na de verhuizing uit het land van oorsprong plaatsvindt, moeten de nationale autoriteiten bij de beoordeling van de afhankelijkheid zowel rekening houden met de situatie in het land van oorsprong op de datum van verhuizing als met de situatie op de datum van indiening van de aanvraag van de verblijfskaart. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van een Belgische rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 10 april 2025 in de zaak C-607/21, Belgische Staat.

Meer informatie:

  • ECER-dossier – Tijdelijke verblijfsrechten – Familieleden van een EU-burger