EU-Hof wijst beroep tegen nauwere belastingsamenwerking af
Nieuwsbericht | 30-04-2014
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 30 april 2014 in de zaak C‑209/13, Verenigd Koninrkijk tegen de Raad.
Het VK heeft bij het Hof beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad om elf lidstaten te machtigen een nauwere belastingsamenwerking aan te gaan (het machtigingsbesluit). De nog vast te stellen richtlijn zal belastingheffing toestaan op financiële transacties (Financial Transaction Tax, FTT).
Het VK voert aan dat dit besluit toestaat dat die FTT er komt en voert vervolgens de inhoudelijke bezwaren op: (1) FTT heeft extraterritoriale werking (dit betekent kort gezegd dat ze ook in de City FTT moeten gaan betalen als daar bijvoorbeeld een Duits aandeel verhandeld wordt) en (2) niet-deelnemende lidstaten worden gedwongen kosten maken bij de invordering van de FTT (die kosten kunnen ze niet declareren bij de deelnemende lidstaten).
Het Hof beperkt zich echter tot een beoordeling van het machtigingsbesluit en of daarin punten staan over extraterritoriale werking en over kosten voor andere lidstaten. Het antwoord is negatief, want die zaken vloeien voort uit de (nog niet vastgestelde en dus strikt genomen juridisch betekenisloze) conceptrichtlijn. Daarom wordt het beroep afgewezen. Het Hof geeft aan dat het kan nagaan of het machtigingsbesluit aan alle voorwaarden voor nauwere samenwerking in de Verdragen voldoet, maar dat moet niet worden verward met een inhoudelijk oordeel over de conceptrichtlijn.
Als straks de FTT richtlijn is vastgesteld, kan het VK alsnog naar het Hof stappen om haar bezwaren inhoudelijk te laten toetsen. Ook andere lidstaten kunnen dan beroep instellen.