EU-maatregelen ter bestrijding van btw-fraude zijn verlengd tot en met het einde van 2026
Nieuwsbericht | 15-06-2022
Achtergrond
Krachtens artikel 193 van de btw-richtlijn is de belastingplichtige die goederen levert of diensten verricht, in de regel de persoon die tot voldoening van de btw is gehouden. In afwijking kan op grond van de verleggingsregeling worden toegestaan dat de ontvanger als de tot voldoening van de btw gehouden persoon wordt aangewezen. In het kader van deze verleggingsregeling wordt de btw niet door de leverancier, maar door de afnemer (een belastingplichtige) in zijn btw-aangifte in rekening gebracht. Deze btw wordt vervolgens in dezelfde btw-aangifte afgetrokken, zodat, voor zover deze persoon een volledig recht op aftrek heeft, het resultaat nihil is.
De verleggingsregeling wordt gebruikt om fraude en met name ploffraude in het intracommunautaire handelsverkeer te bestrijden. Deze vorm van fraude komt voor wanneer een handelaar goederen, die vanuit een andere lidstaat zijn verzonden of vervoerd, door middel van een van de btw vrijgestelde levering verwerft en nadien doorverkoopt, waarbij hij zijn afnemer btw in rekening brengt. Nadat een dergelijke handelaar de btw van zijn afnemer heeft ontvangen, verdwijnt hij voordat hij het verschuldigde bedrag aan de belastingautoriteiten afdraagt. Tegelijkertijd kan de afnemer, die te goeder trouw handelt, de door hem aan zijn leverancier betaalde btw normaal gesproken aftrekken via zijn btw-aangifte. In het kader van de verleggingsregeling wordt de btw dus niet daadwerkelijk aan de leverancier betaald.
De verleggingsregeling op basis van artikel 199 bis van de btw-richtlijn is facultatief voor de lidstaten. Het stelt hen in staat ploffraude te bestrijden in de vooraf bepaalde gevoelige gebieden op hun grondgebied waar doorgaans sprake is van fraude. Zodra leveranciers verplicht zijn gebruik te maken van de verleggingsregeling voor dergelijke binnenlandse leveringen, mogen zij geen btw in rekening brengen op hun factuur. Zij zullen het btw-bedrag dus niet van hun afnemer ontvangen, zodat dergelijke handelaars niet kunnen verdwijnen met het bedrag van de ontvangen btw.
Het snelle reactiemechanisme van artikel 199 ter van de btw-richtlijn is een uitzonderingsmaatregel op grond waarvan de lidstaten een tijdelijke verleggingsregeling in gevallen van dwingende urgentie kunnen invoeren voor leveringen van goederen en diensten in sectoren waarin er plots op grote schaal fraude wordt gepleegd, en die niet in artikel 199 bis van de btw-richtlijn zijn vermeld.
Nieuwe richtlijn
Artikel 199 bis van de btw-richtlijn is ingevoerd voor de periode van 2010 tot en met 30 juni 2015 en is voor het eerst met wijzigingen verlengd tot en met 31 december 2018. Artikel 199 ter van de btw-richtlijn is ingevoerd voor de periode van 2013 tot en met 31 december 2018. Beide artikelen 199 bis en 199 ter van de btw-richtlijn zijn vervolgens verlengd tot en met 30 juni 2022 om te kunnen samenvallen met de oorspronkelijk geplande datum waarop het definitieve btw-stelsel in werking zou treden (zie volgende alinea).
Om de intracommunautaire ploffraude op een meer structurele manier aan te pakken, heeft de Commissie voorgesteld het zogenaamde definitieve btw-stelsel in te voeren; een eenvoudiger en fraudebestendig systeem voor de handel in goederen binnen de Europese Unie. Deze voorgestelde regeling, die op 1 juli 2022 in werking zou moeten treden, biedt een fundamentele oplossing voor de intracommunautaire ploffraude.
Uit de stand van zaken van de lopende onderhandelingen in de Raad blijkt echter dat het definitieve btw-stelsel op 1 juli 2022 niet in werking zal kunnen treden. Om de onderhandelingen over het definitieve btw-stelsel te kunnen voortzetten zonder de beschikbare instrumenten ter bestrijding van btw-fraude in gevaar te brengen, is het passend de in de artikelen 199 bis en 199 ter vervatte fraudebestrijdingsmaatregelen met een nieuwe, beperkte periode te verlengen. De maatregelen zijn verlengd tot 31 december 2026 (richtlijn 2022/890).
Meer informatie: