Europees Parlement akkoord met richtlijn gendergelijkheid
Nieuwsbericht | 25-11-2022
Achtergrond
Het Europees Parlement nam de nieuwe EU-richtlijn inzake de verbetering van de man-vrouwverhouding bij niet-uitvoerende bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen en daarmee samenhangende maatregelen op 22 november 2022 aan. De Europese Commissie kwam in 2012 met het initiële voorstel voor de richtlijn gendergelijkheid. Het Europees Parlement nam in 2013 al een standpunt hierover aan. Daarna zaten de onderhandelingen in de Raad bijne tien jaar vast, tot de minsters van Werkgelegenheid en Sociale Zaken het in maart 2022 eens werden. Het Parlement en de Raad bereikten vervolgens in juni 2022 een akkoord.
Het richtlijnvoorstel (COM (2012) 614) is gerelateerd aan de EU-strategie voor gendergelijkheid 2020-2025, een Mededeling van de Europese Commissie uit 2020. Het doel van deze strategie is om tegen 2025 significante vooruitgang geboekt te hebben op weg naar een gender gelijk Europa. Een van de hoofddoelstellingen van de strategie is het bereiken van genderevenwicht in besluitvorming en politiek.
Nu het Europees Parlement heeft ingestemd met de richtlijn kan het verdere proces tot vaststelling ervan worden ingezet. Zodra de richtlijn in het EU-Publicatieblad is bekendgemaakt, treedt zij 20 dagen na publicatie in werking en hebben de lidstaten twee jaar de tijd om de bepalingen ervan in nationale wetgeving om te zetten. Bij die implementatie is van belang dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat ondernemingen ernaar streven om tegen 30 juni 2026 de doelstellingen van de richtlijn te halen. Artikel 10 van het richtlijn bepaalt dat de richtlijn een beperkte geldigheidsduur heeft en verstrijkt op 31 december 2028.
Belangrijkste bepalingen van het richtlijnvoorstel
De nieuwe richtlijn bevat een doelstelling voor grote beursgenoteerde EU-ondernemingen om sneller vooruitgang te boeken op weg naar een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in hun raden van bestuur. Ingevolge het richtlijnvoorstel moeten tegen 2026 betreffende ondernemingen quota aanhouden voor vertegenwoordiging van het ondervertegenwoordigde geslacht: 40 procent onder niet-uitvoerende bestuurders, of 33 procent onder alle bestuurders. De richtlijn is niet van toepassing op kleine en middelgrote bedrijven met minder dan 250 werknemers.
Ondernemingen met een lager percentage moeten benoemingen doen op basis van een vergelijkende analyse van de kwalificaties van kandidaten. Dit moet gebeuren middels duidelijke, sekseneutrale en ondubbelzinnige criteria. Ook moet de onderneming ervoor zorgen dat kandidaten objectief worden beoordeeld op basis van hun individuele verdiensten, ongeacht hun geslacht.
De criteria voor bestuursfuncties blijven door de ondernemingen zelf worden vastgesteld. Geschiktheid, bekwaamheid en professionele prestaties blijven de belangrijkste factoren voor het selectieproces. Alleen wanneer twee kandidaten even geschikt zijn, mag de keuze vallen op het ondervertegenwoordigde geslacht.
Grote beursgenoteerde ondernemingen zullen ingevolge de richtlijn ook individuele verbintenissen moeten aangaan om een evenwicht tussen mannen en vrouwen in hun raad van bestuur te bereiken.
Ondernemingen die de doelstelling van de richtlijn niet halen, moeten de redenen daarvoor aangeven en de maatregelen die zij nemen om deze tekortkoming aan te pakken melden.
Lidstaten met ondernemingen die de selectie- en rapportageverplichtingen niet nakomen, kunnen in administratieve boetes voorzien en de nietigheid of nietigverklaring door een rechterlijke instantie van de benoeming of verkiezing van niet uitvoerende bestuursleden die niet strookt met vastgestelde nationale bepalingen aanvoeren. Ook moeten de lidstaten informatie publiceren over ondernemingen die de doelstellingen halen.
Meer informatie:
Website Europese Commissie – Verklaring over goedkeuring EP Website Europese Commissie over gendergelijkheid Persbericht Europees Parlement ECER-dossier: Gelijke kansen