Europese Commissie doet voorstel voor EU-Uitvoeringsverordening die landbouwers toestaat bepaalde gebieden niet productief te houden
Nieuwsbericht | 06-02-2024
De Europese Commissie heeft op 31 januari 2024 een voorstel voor een EU-Uitvoeringsverordening gedaan, die landbouwers in de EU toestaat voor het jaar 2024 af te wijken van de regels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) die hen verplichten bepaalde gebieden niet-productief te houden. Het voorstel biedt een eerste concrete beleidsreactie om de inkomensproblemen van landbouwers aan te pakken.
Het voorstel volgt op verzoeken van verscheidene lidstaten in de zittingen van de Raad Landbouw en is ook naar lidstaten gestuurd voor reactie. Zie voor meer informatie over de voortgang van het voorstel ook de website van het Comitologieregister van de Europese Commissie.
Om in aanmerking te komen voor de GLB-steun waarop zij recht hebben, moeten landbouwers voldoen aan een aangescherpte reeks van negen normen die gunstig zijn voor het milieu en het klimaat. Dit zogenoemde conditionaliteitsbeginsel geldt voor bijna 90 procent van de oppervlakte cultuurgrond in de EU en speelt een belangrijke rol bij het stroomlijnen van duurzame landbouwpraktijken. Deze basisnormen worden GLMC’s genoemd (goede landbouw- en milieucondities, of in het Engels: GAEC-standards).
Volgens de GLMC 8-norm moet onder meer een minimumaandeel bouwland worden bestemd voor niet-productieve gebieden of elementen . Dit gaat vaak over braakliggend land, maar ziet ook op kenmerken zoals heggen of bomen. Landbouwbedrijven met minder dan tien hectare bouwland zijn doorgaans vrijgesteld van deze verplichting. Met het voorstel biedt de Commissie alle landbouwers in de EU de mogelijkheid om van deze verplichting te worden vrijgesteld en nog steeds in aanmerking te komen voor hun rechtstreekse basisbetaling in het kader van het GLB.
In plaats van het land braak of onproductief te houden op 4 procent van hun bouwland, worden EU-landbouwers die stikstofbindende gewassen (zoals linzen, erwten of favas) en/of vanggewassen op 7 procent van hun bouwland telen , geacht aan de vereisten van het voorstel voor de EU-Uitvoeringsverordening te voldoen. Vanggewassen zijn planten die tussen twee hoofdgewassen groeien. Deze gewassen kunnen dienen als voer voor dieren of als groenmest. Het gebruik van stikstofbindende gewassen en vanggewassen levert milieuvoordelen op voor de gezondheid van de bodem, onder meer voor de biodiversiteit in de bodem en voor de beperking van de uitspoeling van nutriënten. De gewassen moeten zonder gewasbeschermingsmiddelen worden geteeld om de milieuambitie van het GLB te handhaven.
Het voorstel van de Commissie is afgestemd op het juiste evenwicht tussen enerzijds het bieden van passende hulp aan landbouwers die met talrijke crises worden geconfronteerd, en anderzijds de bescherming van de biodiversiteit en de bodemkwaliteit.
De lidstaten zullen begin februari tijdens de commissievergadering van de Common Agricultural Policy Committee over de maatregel stemmen. Daarna zal de Europese Commissie overgaan tot de formele goedkeuring. De verordening zal met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2024. De lidstaten die de afwijking op nationaal niveau willen toepassen, moeten de Commissie daarvan binnen 15 dagen in kennis stellen, zodat de landbouwers daarvan zo spoedig mogelijk in kennis kunnen worden gesteld.
NASCHRIFT: Op 13 februari 2024 is de Uitvoeringsverordening aangenomen en op 14 februari is de maatregel (die met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2024 van toepassing is) in werking getreden. Zie ook het persbericht van de Europese Commissie.
Meer informatie: Persbericht Europese Commissie ECER-dossier: Landbouw