Europese Commissie ondersteunt lidstaten bij versnelde erkenning van beroepskwalificaties van gezondheidswerkers
Nieuwsbericht | 08-05-2020
De Commissie wil de lidstaten ondersteunen door bijstand en informatie te verstrekken. In het bijzonder door op bepaalde aspecten van Richtlijn 2005/36/EG inzake de erkenning van beroepskwalificaties te wijzen. Deze aspecten zijn van belang wanneer wordt onderzocht hoe de gevolgen van de crisis voor gezondheidswerkers kunnen worden beperkt. Dit omvat gevolgen voor geharmoniseerde opleidingseisen en de volledige bescherming van de rechten van gezondheidswerkers, met inbegrip van het vergemakkelijken van de erkenning van kwalificaties met het oog op grensoverschrijdend verkeer. Ook het waarborgen van een hoog niveau van gezondheid en veiligheid van de patiënten staat centraal.
De volgende punten moeten als richtsnoer dienen wanneer de lidstaten maatregelen overwegen om acute personeelstekorten aan te pakken of toekomstige gezondheidswerkers op te leiden:
De richtlijn weerhoudt de lidstaten er niet van een soepelere aanpak toe te passen ten aanzien van gezondheidswerkers die uit andere lidstaten komen. Het is daarbij niet van belang of het gaat om tijdelijke dienstverrichting of vestiging is. Deze versoepeling kan onder meer inhouden dat geen voorafgaande verklaring of voorafgaande controle van de beroepskwalificaties wordt geëist of door een verkorting van de termijnen voor de behandeling. Ook kan de lidstaat minder documenten vragen dan gewoonlijk of het eisen van gewaarmerkte vertalingen achterwege te laten. Daarnaast kan een lidstaat besluiten niet aan te dringen op een compenserende maatregel wanneer de ontvangende lidstaat van mening is dat er geen sprake is van een ernstig risico voor de veiligheid van de patiënten. De maatregelen mogen echter niet discriminerend zijn
Voor gezondheidswerkers die tijdelijk of incidenteel diensten verrichten, en die tijdelijk naar een andere lidstaat verhuizen om daar gedurende een beperkte periode het personeelsbestand te versterken, kan een eenvoudige voorafgaande verklaring volstaan. Het is niet nodig dat een beslissing van de autoriteiten van de ontvangende lidstaat wordt afgewacht. De ontvangende lidstaat kan die verplichtingen inzake verklaringen unilateraal opschorten, hetzij in het algemeen, hetzij voor bepaalde perioden, activiteiten of sectoren.
Voorafgaande controles van de kwalificaties van beroepsbeoefenaren, wiens activiteiten een invloed kunnen hebben op de gezondheid en de veiligheid, zijn niet verplicht op grond van de richtlijn. Het staat de lidstaten vrij om die voorafgaande controles te versnellen, te beperken of ervan af te zien.
Als aan de minimumeisen van de richtlijn wordt voldaan, valt het vroegtijdig afstuderen in sectorale beroepen of het verkorten van de opleiding binnen de bevoegdheid van de lidstaten en is dit in overeenstemming met de richtlijn. De in bijlage V vermelde opleidingstitels kunnen aan de betrokken beroepsbeoefenaren worden afgegeven en zij zullen in de toekomst volledig recht op automatische erkenning hebben. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in landen waar de opleiding verder gaat dan de minimumeisen van de richtlijn.
Als niet aan de minimumvereisten van de richtlijn kan worden voldaan, moet eerst een afwijking van artikel 21, lid 6, van de richtlijn worden aangevraagd. Op grond van deze uitzondering kunnen studenten, die in 2020 afstuderen, het in bijlage V vermelde diploma behalen in de huidige uitzonderlijke omstandigheden.
Artikel 61 van de richtlijn voorziet in de mogelijkheid om gedurende een beperkte periode een afwijking van specifieke bepalingen van de richtlijn toe te staan. Dit gebeurt door middel van de vaststelling van een uitvoeringshandeling, indien een lidstaat bij de toepassing van een specifieke bepaling van de richtlijn ernstige moeilijkheden ondervindt. Die uitvoeringshandeling kan een besluit of een verordening zijn. De mogelijkheid om op grond van artikel 61 te voorzien in een afwijking van de minimale geharmoniseerde opleidingseisen moet worden beoordeeld op basis van duidelijke en concrete informatie over de specifieke moeilijkheden waarmee een bepaalde lidstaat te maken heeft. De betrokken lidstaten moeten afgestudeerden met een verkorte opleiding mogelijkheden bieden om de gemiste onderdelen van de gewone opleiding te compenseren. Dat kan door bijvoorbeeld per geval rekening te houden met de beroepservaring die tijdens of na de noodsituatie is opgedaan
De lidstaten mogen gezondheidswerkers met een diploma uit een derde land tewerkstellen door ervoor te zorgen dat hun beroepskwalificaties aan de minimumopleidingseisen op EU-niveau voldoen of door hun een andere status te geven dan die van volwaardig lid van een van de beroepen waarvoor in de EU minimumopleidingseisen zijn geharmoniseerd.