Europese Commissie sluit ingebrekestellingsprocedure tegen Duitsland over vermeende schending van het beginsel van voorrang van EU-recht
Contentverzamelaar
Europese Commissie sluit ingebrekestellingsprocedure tegen Duitsland over vermeende schending van het beginsel van voorrang van EU-recht
Nieuwsbericht | 10-12-2021
De Europese Commissie besloot in
juni 2021 om
Duitsland een
aanmaningsbrief te sturen wegens schending van fundamentele
beginselen van het EU-recht, met name de beginselen van
autonomie, voorrang, doeltreffendheid en uniforme toepassing
van het recht van de Unie, alsmede de eerbiediging van de
bevoegdheid van het EU-Hof op grond van artikel
267 EU-Werkingsverdrag.
Aanleiding voor de aanmaningsbrief was dat op 5 mei
2020 het Duitse Bundesverfassungsgericht (federaal
grondwettelijk hof) een arrest had gewezen waarin werd gesteld
dat de Europese Centrale Bank (ECB), een EU-instelling, met
het aankoopprogramma voor de overheidssector (PSPP, Public
Sector Purchase Programme) van de ECB zijn bevoegdheid had
overschreden.
In hetzelfde arrest stelde het
Bundesverfassungsgericht ook dat het EU-Hof met het arrest
Heinrich Weiss e.a. (C-493/17)
zijn bevoegdheid had overschreden (‘ultra vires’ had
gehandeld) – zonder de zaak evenwel opnieuw aan het EU-Hof
voor te leggen.
Dit betekende volgens de Commissie dat het Duitse Hof
een arrest van het EU-Hof zijn rechtskracht in Duitsland had
ontnomen, wat werd aangemerkt als een schending van het
beginsel van voorrang van het EU-recht. Dit was de reden voor
de Europese Commissie om in juni 2021 een inbreukprocedure
tegen Duitsland in te leiden.
Bovendien was relevant dat bij beschikking van 29 april
2021 het Duitse Grondwettelijk Hof twee verzoeken om verlof
tot tenuitvoerlegging van het arrest van 5 mei 2020 had
afgewezen. In de beschikking van 29 april 2021 van het Duitse
Grondwettelijk Hof werden de schendingen van het beginsel van
voorrang van het Unierecht echter niet ongedaan gemaakt. De
Commissie was van mening dat het arrest van het
Bundesverfassungsgericht een ernstig precedent vormde, zowel
voor de toekomstige praktijk van het Bundesverfassungsgericht
zelf als voor de hoogste en constitutionele hoven en
rechtbanken van andere lidstaten.
Duitsland kreeg vanaf juni twee maanden de tijd om op
de bezwaren van de Commissie in de aanmaningsbrief te
reageren. Naar aanleiding van de Duitse reactie heeft de
Commissie nu besloten de inbreukprocedure tegen Duitsland te sluiten.
Meer informatie:
- Website Europese Commissie, inbreukenpakket juni 2021
- Europese Commissie inbreukbeslissingen: sluiting van de procedure, beslissing 2 december 2021, zoek op nr. inbreuk INFR (2021) 2114
- ECER-EU-essentieel: inbreukprocedures
- ECER-bericht: Duits Hof legt oordeel EU-Hof naast zich neer (7 mei 2020)