EU PILOT of pre-infractiefase
De Commissie kan klachten over het niet eerbiedigen van het EU-recht in een informele procedure (de zogenaamde EU PILOT) voorleggen aan Nederland. De behandeling van de klachten is vertrouwelijk.
De EU PILOT is een informele werkmethode die op vrijwillige basis is afgesproken tussen de Commissie en de EU-lidstaten. De methode is bedoeld om problemen op te lossen met betrekking tot de uitleg/toepassing/implementatie van het recht van de Europese Unie door de lidstaten. De EU PILOT ziet op de zogenoemde ‘pre-infractiefase’, dat wil zeggen de informele fase die voorafgaat aan een formele inbreukprocedure op grond van artikel 258 EU-Werkingsverdrag (meer info daarover hieronder). Indien de Commissie klachten ontvangt of zelf vragen heeft zal zij doorgaans niet direct een inbreukprocedure starten, maar de lidstaat eerst om opheldering vragen c.q. de lidstaat de kans geven het probleem op te lossen. Het betreft in dergelijke gevallen een informele procedure; een ‘constructieve dialoog’ tussen Commissie en lidstaat. De procedure verloopt volledig elektronisch.
De EU PILOT is derhalve een informeel systeem. De procedure is niet in regels vastgelegd. De Commissie heeft in haar mededeling ‘ Een Europa van resultaten – toepassing van het gemeenschapsrecht’ uit 2007 de EU PILOT gelanceerd als nieuwe methode.
Grofweg werkt de methode als volgt: de Commissie stuurt een informatieverzoek aan Nederland. Nederland krijgt tien weken de tijd om te reageren. Na ontvangst van het antwoord beoordeelt de Commissie - meestal binnen tien weken- of het antwoord van Nederland acceptabel is. Er kunnen ook aanvullende vragen worden gesteld of er kan om een follow up worden gevraagd. Dat komt regelmatig voor. De zaak wordt dan pas gesloten als de Commissie helemaal tevreden is. Als de Commissie het antwoord verwerpt dan kan de Commissie een inbreukprocedure beginnen.
Niet alle EU-kwesties vallen binnen het bereik van de EU PILOT.
Inbreuken op het EU-recht behandelt de Commissie in beginsel niet (meer) in de EU PILOT. Dat blijkt uit de Commissie-mededeling “EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing” (2016). Tegen inbreuken moet volgens de Commissie namelijk onmiddellijk worden opgetreden. Bij inbreuken op EU-wetgeving moeten de Commissie en de lidstaten snel handelen bij het onderzoek. De structurele oplossingsgerichte dialoog tussen de Commissie en de lidstaten, die bij de EU PILOT plaatsvindt, is in het leven geroepen om potentiële inbreuken op de EU-wetgeving in daartoe geschikte gevallen in een vroeg stadium en snel op te lossen. Het is niet de bedoeling om de inbreukprocedure, die op zich een middel is om een probleemoplossende dialoog met een lidstaat aan te gaan, aanzienlijk te verlengen via een EU PILOT. De Commissie geeft in de mededeling aan dat zij inbreukprocedures dan ook zal inleiden zonder gebruik te maken van het probleemoplossingsmechanisme EU PILOT, tenzij dit in een bepaald geval nuttig wordt geacht.
Meer info:
De minister van Buitenlandse Zaken informeert de Kamer ieder einde van het kwartaal via het meest recente overzicht van de ingebrekestellingsprocedures tegen Nederland en de stand van de Nederlandse implementatie van EU-regelgeving. In de bijlagen bij deze Kamerbrieven is onder meer een overzicht van lopende en geseponeerde ingebrekestellingsprocedures per beleidsverantwoordelijk ministerie terug te vinden. Ook is terug te zien per ministerie welke implementatietermijnen voor EU-richtlijnen op schema lopen of (niet) zijn gehaald.
De inbreukprocedure of infractieprocedure is vertrouwelijk van aard en wordt beschreven in artikel 258 EU-Werkingsverdrag. Deze procedure kent een (A) administratieve fase waarin de Commissie Nederland, wanneer zij van oordeel is dat deze lidstaat één van de krachtens de Verdragen op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen (1) schriftelijk om duidelijkheid vraagt, (2) aanmaant om de situatie te herstellen en vervolgens (3) een met redenen omkleed advies uitbrengt, en (B) een contentieuze fase waarin de Commissie bij het EU-Hof van Justitie in Luxemburg een zaak aanhangig maakt en verzoekt om Nederland te veroordelen wegens het niet nakomen van bovengenoemde verplichtingen. Overzicht meest recente verzoeken aan het EU-Hof. In dit overzicht zijn (ook terug in de tijd) te vinden: aanhangigmakingen tegen Nederland op grond van artikel 258 en 260 van het EU-Werkingsverdrag.
Bij niet-nakoming van de uitspraak kan het EU-Hof in een tweede procedure, op verzoek van de Commissie, Nederland een dwangsom en/of een boete (ook wel 'forfaitaire som' genoemd) opleggen ( artikel 260 EU-Werkingsverdrag). Meer informatie over boetes en dwangsommen.
Wanneer Nederland niet tijdig melding heeft gemaakt van de afgeronde implementatie van een richtlijn kan de Commissie meteen in de eerste procedure een boete en dwangsom eisen (zie artikel 260, lid 3, EU-Werkingsverdrag). Sinds haar mededeling “EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing” (2016) verzoekt de Commissie het EU-Hof systematisch een forfaitaire som en een dwangsom op te leggen. Bij de bepaling van het bedrag van de forfaitaire som in overeenstemming met haar praktijk (37) zal de Commissie rekening houden met de omzettingsgraad om de ernst van de niet-omzetting te bepalen. De Commissie zal haar klacht niet louter intrekken omdat een lidstaat de inbreuk rechtzet door de richtlijn in de loop van de procedure om te zetten. Het EU-Hof kan dan geen dwangsom meer opleggen, maar wel een forfaitaire som als sanctie voor de duur van de inbreuk tot het tijdstip waarop de situatie is rechtgezet. Bij wijze van overgang zal de Commissie haar hierboven uiteengezette aangepaste praktijk alleen toepassen op inbreukprocedures waarvoor het besluit om de brief met ingebrekestelling te versturen, zal worden genomen na de bekendmaking van deze mededeling.
De termijnen die de Commissie in de administratieve fase stelt voor beantwoording van haar brieven worden door Buitenlandse Zaken bewaakt. Alle zogenaamde ingebrekestellingen en met redenen omklede adviezen worden in een overzicht verwerkt. Dit overzicht en de stand van zaken bij het beantwoorden van brieven van de Commissie worden elk kwartaal in de ICER-H besproken. De minister van Buitenlandse Zaken rapporteert hierover aan de Ministerraad en het overzicht wordt aan de Tweede Kamer gezonden.
Nederland wordt in de contentieuze fase van de inbreukprocedures voor het EU-Hof vertegenwoordigd door de agenten van het ministerie van Buitenlandse Zaken (DJZ/ER). Dit departement coördineert, mede in het kader van de ICER-H, de totstandkoming van het voor het Hof te verdedigen Nederlandse standpunt en zorgt daarbij dat de door het EU-Hof gestelde termijnen worden gerespecteerd.
Meer informatie: ECER-bericht: Europese Commissie brengt jaarrapportage 2021 uit over de naleving van Europees recht door lidstaten (18 juli 2022) ECER-bericht: Europese Commissie publiceert jaarverslag 2020 over uitvoering van het EU-recht op nationaal niveau (23 juli 2021) ECER-bericht: Aantal nieuwe inbreukprocedures in 2019 met meer dan 20 procent gestegen ten opzichte van 2018 (4 augustus 2020)
Uitleg van de door de Commissie gebruikte begrippen in (pre)infractieprocedures:
Klachten van burgers of bedrijven over schending EU-recht door een lidstaat Ook particulieren kunnen een klacht indienen over vermeende schending van EU-wetgeving door een lidstaat bij bijvoorbeeld de Europese Commissie. Het moet dan gaan om een vermeende schending van het EU-recht door een overheid van een EU-lidstaat en er bestaat een apart klachtenformulier voor. Bij een klacht over een vermeende inbreuk bij de Europese Commissie, neemt de Commissie de klacht via een bepaalde procedure in behandeling. Wanneer de Commissie besluit dat de klacht gegrond is en vervolgens een formele inbreukprocedure start, wordt de klager desgewenst van het verdere verloop van de procedure op de hoogte gesteld. Meer informatie over hoe een dergelijke procedure verloopt, en hoe de informatievoorziening over dergelijke procedures is vormgegeven, is na te lezen in de Mededeling over contacten met klagers inzake de toepassing van het EU-recht uit 2017.
Ten aanzien van het bieden van inzicht in dergelijke klachtenprocedures tegen lidstaten is een onderscheid te maken tussen zogenaamde gelijkaardige klachten en individuele klachten. In het geval van gelijkaardige klachten gaat het om gevallen waarin de Europese Commissie meerdere klachten heeft gekregen over dezelfde nationale wetgeving en/of rechtspraak waarmee een EU-lidstaat volgens de klagers een vermeende inbreuk op EU-recht zou maken. De besluiten van de Europese Commissie over dergelijke gelijkaardige klachten worden (op hun zogenaamde CHAP-dossiernummer (Complaint Handling/Accueil des Plaignants; het klachten en registratiesysteem van de Commissie) gepubliceerd op deze webpagina van de Europese Commissie. De ontvangstbevestigingen van gelijkaardige klachten met algemene achtergrondinformatie over de klacht en de vermeende inbreuk zijn in te zien via deze webpagina. De achterliggende gedachte voor de publicatie van dergelijke klachten op deze webpagina’s is dat alle betrokkenen op deze manier snel een reactie ontvangen en dat daarbij rekening wordt gehouden met een eventuele bredere belangstelling voor de kwestie die de klagers hebben aangekaart. De CHAP-dossier(nummer)s van individuele klachten worden niet openbaar gemaakt.
18-12-2024
Het gaat om de wijze van implementatie van de richtlijn beroepskwalificaties door Nederland, om de niet correcte omzetting van de Vuurwapenrichtlijn door Nederland en om het niet verlenen van bevoegdheden aan de digitale ...
Volgens het verslag heeft de Europese Commissie haar manier van opsporen en corrigeren van inbreuken op de EU-wetgeving verbeterd maar duurt het nog steeds te lang om inbreukprocedures af te sluiten. De meeste inbreukzaken ...
03-12-2024
De Europese Commissie heeft een schriftelijke aanmaning gestuurd naar in totaal 26 lidstaten, waaronder Nederland, omdat zij geen mededeling hebben gedaan van nationale maatregelen tot omzetting van richtlijnen waarvan de ...