Europese Rekenkamer brengt verslag uit over behaalde doelen bij EU-beleid voor hernieuwde waterstof
Nieuwsbericht | 22-07-2024
Het gaat om het op 17 juli 2024 gepubliceerde Speciaal verslag 11/2024 , “Het industriebeleid van de EU inzake hernieuwbare waterstof: Rechtskader grotendeels aangenomen - tijd voor een realitycheck”. Het verslag is beschikbaar op de website van de Europese Rekenkamer (ERK). Achtergrond Waterstof kan op verschillende manieren worden geproduceerd, bijvoorbeeld uit water met behulp van elektriciteit (elektrolyse) of uit (de omzetting van) aardgas. Hernieuwbare waterstof (dat wil zeggen waterstof die wordt geproduceerd met behulp van hernieuwbare elektriciteit of biomassa) is één manier om de zware industrie in de EU klimaatvriendelijk te maken. Hernieuwbare waterstof brengt echter uitdagingen met zich mee, zoals de productiekosten ervan en de behoefte aan hernieuwbare elektriciteit en water. In het verslag staat dat de vraag naar waterstof die naar verwachting zal worden gestimuleerd in 2030 achterblijft bij de hoeveelheid die de Commissie aanvankelijk in gedachten had. Ook merken de auditors op dat er momenteel geen algemene EU-strategie voor de invoer van waterstof bestaat.
Het verslag Hernieuwbare of “groene” waterstof heeft aanzienlijke gevolgen voor de toekomst van belangrijke EU-industrieën. Het kan helpen zeer moeilijk te elektrificeren sectoren (bijvoorbeeld de staal-, petrochemie-, cement- en meststofsector) te decarboniseren (koolstofvrij te maken). Ook kan het helpen bij het behalen van de EU-klimaatdoelstellingen voor 2050, namelijk het tot nul terugbrengen van de koolstofuitstoot. De EU kan zo haar afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen verder verminderen.
Volgens het verslag heeft de Europese Commissie veel te ambitieuze streefcijfers vastgesteld voor de productie en invoer van hernieuwbare waterstof. De cijfers waren niet gebaseerd op een grondige analyse, maar ingegeven door politieke wil. Ook kende de realisatie ervan een moeizame start. Zo waren de uiteenlopende ambities van de lidstaten niet altijd afgestemd op de streefcijfers. Daarnaast slaagde de Commissie er bij de coördinatie met de lidstaten en de industrie niet in om alle partijen op één lijn te krijgen.
De auditors van de ERK prijzen de Commissie wel voor het feit dat zij de meeste rechtshandelingen in korte tijd heeft voorgesteld. Het rechtskader is bijna voltooid en biedt de nodige zekerheid voor het tot stand brengen van een nieuwe markt. Het bereiken van overeenstemming over de regels voor hernieuwbare waterstof heeft wel veel tijd gekost en veel investeringsbesluiten werden uitgesteld. Ook projectontwikkelaars stellen investeringsbesluiten uit omdat het aanbod afhankelijk is van de vraag en omgekeerd.
Het opbouwen van een waterstofindustrie in de EU vereist grote publieke en particuliere investeringen. De Commissie heeft echter geen volledig overzicht van de behoeften, noch van de beschikbare overheidsfinanciering. Tegelijkertijd is de EU-financiering (die door de auditors wordt geschat op 18,8 miljard euro voor de periode 2021-2027) verspreid over verschillende programma’s. Hierdoor kunnen bedrijven moeilijk bepalen welk soort financiering het meest geschikt is voor een bepaald project. Het grootste deel van de EU-financiering wordt gebruikt door lidstaten met een groot aandeel moeilijk te decarboniseren sectoren, die ook verder gevorderd zijn wat betreft geplande projecten (te weten Duitsland, Spanje, Frankrijk en Nederland). Er is echter nog steeds geen garantie dat het potentieel voor waterstofproductie van de EU volledig kan worden benut. Ook is niet zeker of overheidsfinanciering de EU in staat zal stellen om groene waterstof door de hele Unie te vervoeren, van landen met een goed productiepotentieel naar landen met een grote industriële vraag.
De auditors roepen de Commissie op om haar waterstofstrategie te actualiseren op basis van een zorgvuldige beoordeling van drie belangrijke gebieden. Ten eerste hoe marktprikkels voor de productie en het gebruik van hernieuwbare waterstof moeten worden aangepast. Ten tweede hoe de schaarse EU-financiering moet worden geprioriteerd en op welke onderdelen van de waardeketen deze moet worden gericht. En ten derde welke sectoren de EU wil behouden en tot welke prijs, gezien de geopolitieke gevolgen van EU-productie in vergelijking met invoer uit niet-EU-landen.
Meer informatie: Nieuwsbericht Europese Rekenkamer ECER-dossier: Energie ECER-dossier: Klimaat en Milieu