Geen groen licht van de Raad nodig voor internationale procedure
Nieuwsbericht | 23-07-2015
Het gaat om de conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2015 in de zaak C-73/14, Raad tegen Commissie (ITLOS)
Deze zaak gaat om een geschil tussen de Raad en de Commissie over de bevoegdheid van de Commissie om de Unie te vertegenwoordigen voor het Internationaal Zeerechttribunaal (ITLOS). ITLOS is door een Afrikaanse visserijorganisatie verzocht om een advies over de verplichtingen van kuststaten en vlagstaten met betrekking tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij ( ITLOS no. 21). Nederland steunt hierin de Raad. De AG is het op alle punten oneens met Raad en stelt het Hof voor het beroep van de Raad af te wijzen.
Om te beginnen is het beroep volgens de AG niet-ontvankelijk. Het beroep richt zich op het besluit van de Commissie van 29 november 2013 om opmerkingen bij het ITLOS in te dienen. Volgens de AG kan tegen dit besluit geen beroep worden ingesteld. Het beroep had zich moeten richten op het interne besluit van Commissie van 5 augustus 2013 waarin de Commissie het principiƫle besluit nam tot indienen van opmerkingen en over procedure daarvoor. Op 29 november 2013 is dat besluit geƫffectueerd door het indienen van opmerkingen bij ITLOS, maar dat is geen appellabel besluit.
De AG gaat ook inhoudelijk op het beroep in. Volgens de Raad had het standpunt van de EU moeten worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 218, lid 9 van het EU-Werkingsverdrag (VWEU). Volgens de AG gaat het echter niet om "bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam".
Ook heeft de Commissie de bevoegdheid van de Raad om het beleid van de Unie te bepalen ( artikel 16, lid 1 EU-Verdrag (VEU) niet geschonden. Het gaat volgens de AG bij een optreden voor ITLOS niet om het bepalen van beleid, maar om uitvoering daarvan. Daarbij sluit AG overigens niet uit dat dit anders kan zijn, wanneer het gaat om een onderwerp dat nog niet geregeld is op EU-niveau. Daarvan is in dit geval echter geen sprake. Er kan dus niet worden geconcludeerd dat de positie van de Raad is ondermijnd.
Voorts stelt de AG dat er ook geen schending is van het beginsel van loyale samenwerking ( artikel 13, lid 2 VEU), omdat de Commissie de lidstaten heeft geconsulteerd en rekening heeft gehouden met hun opmerkingen.
De AG is het tot slot ook eens met de Commissie dat de bevoegdheid voor ITLOS op te treden volgt uit artikel 17, lid 1 VEU, op grond waarvan de Commissie tot taak heeft de Unie extern te vertegenwoordigen, in samenhang met artikel 335 VWEU, op grond waarvan de Commissie bevoegd is de Unie te vertegenwoordigen in procedures voor de nationale rechters van de lidstaten. Deze bepaling omvat volgens haar ook het optreden namens de Unie voor een internationaal gerecht. Omdat een uitspraak van ITLOS gevolgen kan opleveren voor de EU, moet de Commissie immers gepaste initiatieven kunnen nemen en de algemene belangen van de EU bevorderen. Als hoedster van de verdragen moet de Commissie ook zorgen voor de correcte implementatie door een derde staat van de verplichtingen in een verdrag met de EU, zo nodig door geschillenbeslechting. Ten derde gaat het om de uitleg van de verplichtingen voor de EU in de verdragen die de EU heeft gesloten ( VN-Verdrag inzake het recht van de zee - UNCLOS, bilaterale visserijverdragen, en het VN-Verdrag inzake het beheer en instandhouding van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden, en de eigen EU-maatregelen over illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij. Dat daarbij ook geschillen kunnen ontstaan over jurisdictie (van ITLOS) en ontvankelijkheid (van de adviesaanvraag) hoort bij iedere juridische procedure, aldus de AG.