Geen horizontale directe werking voor bepalingen van het vrij verkeer van goederen
Nieuwsbericht | 19-07-2012
Het gaat om de uitspraak in de zaak C-171/11, Fra.bo. Deze zaak betreft een Duitse privaatrechtelijke vereniging die normen vaststelt voor gas en waterleidingen en conformiteitsbeoordelingen uitvoert. De Duitse verwijzende rechter wilde van het EU-Hof weten of deze vereniging ook gebonden is aan de eisen van artikel 34 VWEU.
Volgens het EU-Hof geldt artikel 34 ook voor deze privaatrechtelijke vereniging met ‘publieke’ taken. De Duitse vereniging is weliswaar een vereniging zonder winstoogmerk en haar activiteiten worden niet gefinancierd door Duitsland. Maar de Duitse regelgeving bepaalt dat voor de door deze vereniging gecertificeerde producten het bewijsvermoeden bestaat dat de producten in overeenstemming zijn met de vereisten van het nationale recht. Dit vermoeden bestaat niet voor producten die niet gecertificeerd zijn door de betrokken vereniging. Het EU-Hof benadrukt in dit verband dat deze vereniging de enige organisatie in Duitsland is die de betrokken producten kan certificeren.
Tegen die achtergrond is het EU-Hof van oordeel dat de Duitse vereniging in werkelijkheid de toegang tot de Duitse markt reguleert. In dat geval zijn de EU-regels van het vrij verkeer van goederen van toepassing op een dergelijke organisatie, aldus het EU-Hof.
In haar conclusie van 28 maart 2012 had AG Trstenjak geadviseerd voor een andere oplossing met hetzelfde resultaat. Zij zocht de oplossing evenwel in het de toepassing van het leerstuk van de horizontale rechtstreekse werking. Het EU-Hof volgt deze benadering niet, maar oordeelt dat de Duitse vereniging gebonden is aan het EU-recht, omdat in werkelijkheid – net zoals een lidstaat – de toegang tot markt reguleert.