Herziene richtlijn hernieuwbare energie (RED III) in het EU-Publicatieblad verschenen
Nieuwsbericht | 31-10-2023
Achtergrond
In de Europese Klimaatwet (2021) is de doelstelling vastgelegd om in 2050 klimaatneutraliteit te hebben bereikt. Deze doelstelling vereist een vermindering van de broeikasgasemissies met 55 procent tegen 2030. Om die doelstelling te kunnen bereiken is een aanmerkelijk groter aandeel hernieuwbare energiebronnen in een geïntegreerd energiesysteem nodig.
De richtlijn hernieuwbare energie uit 2018 (Renewable Energy Directive (RED II)) vormt het belangrijkste EU-instrument voor het stimuleren van energie uit hernieuwbare bronnen. Het streefcijfer van ten minste 32 procent hernieuwbare energie tegen 2030, dat in de RED II is vastgelegd, volstond volgens de Commissie niet om de klimaatdoelstellingen van de EU te bereiken. Daarom presenteerde de Europese Commissie op 14 juli 2021 een voorstel voor een herziening van de richtlijn hernieuwbare energie (RED III). Na onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement is de herziene richtlijn aangenomen (Richtlijn (EU) 2023/2413), en op 31 oktober 2023 in het EU-Publicatieblad verschenen.
De herziene richtlijn
Vervoer
Op grond van de nieuwe regels kunnen de EU-lidstaten kiezen tussen:
Van die 29 procent hernieuwbare energie in de vervoersector moet 5,5 procent komen van geavanceerde biobrandstoffen (doorgaans afkomstig van niet-voedingsgrondstoffen) en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (voornamelijk hernieuwbare waterstof en synthetische brandstoffen op basis van waterstof). Die laatste groep moet minstens 1 procent uitmaken.
Industrie
Volgens de herziene richtlijn moet het gebruik van hernieuwbare energie in de industrie jaarlijks met 1,6 procent toenemen. In 2030 moet 42 procent van de waterstof in de industrie afkomstig zijn van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong. In 2035 moet dat 60 procent zijn. Een EU-lidstaat mag het aandeel hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong met 20 procent verlagen wanneer:
Gebouwen, verwarming en koeling
De nieuwe regels leggen een indicatief streefcijfer vast van ten minste 49 procent hernieuwbare energie in gebouwen in 2030.
De streefcijfers voor hernieuwbare energie voor verwarming en koeling nemen geleidelijk toe, met verplicht 0,8 procent per jaar op nationaal niveau tot 2026 en met 1,1 procent van 2026 tot 2030. Het minimale gemiddelde jaarpercentage wordt aangevuld met indicatieve extra verhogingen die specifiek voor elke lidstaat worden berekend.
Bio-energie
De duurzaamheidscriteria voor het gebruik van biomassa worden aangescherpt om het risico van niet-duurzame productie van bio-energie te verkleinen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het cascaderingsbeginsel wordt toegepast, met bijzondere aandacht voor steunregelingen en rekening houdend met specifieke nationale kenmerken.
Snellere projectvergunning
De vergunningsprocedures voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie zullen worden versneld. Doel is een snellere uitrol van hernieuwbare energie in het kader van het REPowerEU-plan (2022) om onafhankelijk te worden van Russische fossiele brandstoffen naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne.
De lidstaten zullen gebieden aanwijzen waar hernieuwbare energie versneld wordt uitgerold via vereenvoudigde vergunningsprocedures voor projecten op dit vlak. De uitrol van hernieuwbare energie wordt ook aangemerkt als ‘van groot openbaar belang’, waardoor minder juridische bezwaren mogelijk zijn tegen nieuwe installaties.
Meer informatie: