Hof bevestigt: geen asielzoekers naar Griekenland
Nieuwsbericht | 22-12-2011
Het gaat om de zaak N.S. (C-411/10).
Volgens het Hof moet worden aangenomen dat de behandeling van asielzoekers in elke lidstaat in overeenstemming is met de eisen van het Handvest, met het Verdrag van Genève en met het EVRM. Toch kan niet worden uitgesloten dat de werking van het asielstelsel in de praktijk in een bepaalde lidstaat grote moeilijkheden ondervindt, zodat een ernstig risico bestaat dat asielzoekers, wanneer zij aan deze lidstaat worden overgedragen, worden behandeld op een wijze die hun grondrechten schendt.
Op het moment dat ernstig moet worden gevreesd dat het systeem van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in de verantwoordelijke lidstaat tekort schieten, waardoor asielzoekers die aan deze lidstaat worden overgedragen, er onmenselijk of vernederend worden behandeld in de zin van artikel 4 van het Handvest, dan is deze overdracht in strijd met die bepaling.
Het Hof wijst in het oordeel op de M.S.S.-uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over de overdracht van asielzoekers naar Griekenland. Het in dat arrest beschreven niveau van aantasting van de grondrechten toont aan dat het systeem van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in Griekenland tekort schoot ten tijde van de overdracht van de verzoeker M. S. S. Bij zijn oordeel dat de door de verzoeker gelopen risico’s voldoende vaststonden, heeft het EHRM rekening gehouden met rapporten van onder meer internationale niet-gouvernementele organisaties. Volgens het Hof kunnen lidstaten op basis van die rapporten, de werking van het asielstelsel in de verantwoordelijke lidstaat beoordelen, waardoor die risico’s kunnen worden ingeschat.