Inbreukzaken tegen lidstaten sinds 2016 5% gedaald en tijdige omzetting van richtlijnen verbeterd
Nieuwsbericht | 08-07-2019
Deze trends kunnen worden opgemaakt uit het 36 e jaarverslag 2018 over de controle op de toepassing van het EU-recht.
In het jaarverslag wordt beschreven hoe de Commissie de EU-wetgeving in 2018 heeft gemonitord en gehandhaafd. In het tegelijkertijd gepubliceerde scorebord van de interne markt worden de prestaties van de EU/EER-landen beoordeeld en worden de tekortkomingen waar de landen en de Commissie hun inspanningen moeten opvoeren, benoemd.
Onjuiste omzetting
Het jaarverslag over 2018 laat een lichte stijging zien van 0,8 % van het aantal lopende inbreukzaken met in totaal 1 571 zaken (1 559 in 2017). Maar de trend is positief: Na een piek in 2016 zijn het aantal zaken sindsdien 5 % gedaald. De beleidsterreinen waarop die daling zichtbaar was, betroffen onder meer milieu, mobiliteit en vervoer, interne markt, industrie, evenals ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf. Wanneer een lidstaat het EU-recht niet correct toepast, worden burgers en bedrijven de rechten en voordelen ontzegd die zij op grond van het EU-recht hebben. Op milieugebied is de Commissie bijvoorbeeld doorgegaan met maatregelen om de volledige naleving te bereiken van de richtlijn luchtkwaliteit met betrekking tot de grenswaarden voor PM10 en stikstofdioxide (NO2) en de systemen voor milieutoezicht in de hele EU.
Spanje, Italië en Duitsland hebben de meeste ingebrekestellingen wegens onjuiste omzetting en/of toepassing van het EU-recht, terwijl Estland vorig jaar in totaal het laagste aantal zaken kende. De beleidsterreinen waarop in 2018 de meeste nieuwe inbreukprocedures werden ingeleid, waren de interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf, evenals mobiliteit en vervoer.
Te late omzetting
Het jaarverslag laat de prestaties zien van elke lidstaat. Cyprus, België en Spanje zijn koplopers met betrekking tot te late omzetting. Estland, Denemarken en Italië hebben het laagste aantal inbreuken wegens te late omzetting.
In 2018 vertoonde het aantal nieuwe inbreukprocedures wegens te late omzetting een sterke daling met 25 % (van 558 in 2017 naar 419 in 2018). Het grootste aantal nieuwe inbreukzaken wegens te late omzetting tijdens de Commissie-Juncker was echter in 2016 (847 zaken). De Commissie heeft nieuwe inbreukprocedures ingeleid tegen een meerderheid van de lidstaten op grond van het feit dat zij de EU-regels inzake de bescherming van persoonsgegevens (Richtlijn (EU) 2016/680) niet binnen de op voorhand door de lidstaten zelf overeengekomen termijn in nationale wetgeving hebben omgezet. De Commissie is de lidstaten blijven helpen bij de tijdige en correcte omzetting door het opstellen van uitvoeringsplannen, speciale websites en richtsnoeren en de uitwisseling van beste praktijken tijdens vergaderingen van deskundigengroepen.
De Commissie heeft vorig jaar vijf lidstaten voor het Hof van Justitie van de EU gedaagd en daarbij financiële sancties geëist zoals artikel 260, lid 3 VWEU haar toestaat: Slovenië (3 zaken: C ‑ 628/18, C-69/18 en C ‑ 188/18), Spanje (3 zaken: C ‑ 430/18, C ‑ 165/18 en C ‑ 164/18), en België (C ‑ 676/18), Ierland (C ‑ 550/18) en Roemenië (C ‑ 549/18) zie voor de stand van deze procedures deze link .
Op 8 juli 2019 heeft het EU-Hof in zaak C-543/17 voor het eerst een lidstaat een dwangsom opgelegd wegens te late omzetting (niet mededelen omzettingsmaatregelen) en daarmee voor het eerst zijn licht laten schijnen op de betekenis van artikel 260, lid 3 VWEU.
Meer informatie
- Persbericht Commissie 4 juli 2019
- Commission report on the application of European law (niet beschikbaar in het NL)
- Factsheets per land
- Factsheet over de EU-28
- informatie over EU-inbreukprocedures in het algemeen, zie een uitgebreid MEMO van 17.1.2012.
Scorebord van de interne markt (editie 2019 op basis van gegevens over 2018):
- Scorebord
- Overzicht van de prestaties