Inburgeringsexamen als voorwaarde voor een verblijfsvergunning?
Nieuwsbericht | 12-05-2017
De Afdeling bestuursrechtspraak stelt de vragen in twee zaken die door een Congolese en Chinese vreemdeling zijn aangespannen. De twee vreemdelingen waren in het bezit van een tijdelijke verblijfsvergunning voor verblijf als familie- of gezinslid. Na een verblijf van meer dan vijf jaar in Nederland op basis van deze tijdelijke verblijfsvergunning, hebben zij een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf. De staatssecretaris heeft deze verblijfsvergunningen niet verleend, omdat de vreemdelingen het inburgeringsexamen niet hebben behaald. Hij baseert zich daarbij op het Nederlandse Vreemdelingenbesluit 2000.
Prejudiciƫle vragen
De Afdeling bestuursrechtspraak wil van het Hof van Justitie weten of de regeling in het Nederlandse Vreemdelingenbesluit 2000, waarbij de aanvraag moet worden afgewezen als het inburgeringsexamen niet is behaald, in overeenstemming is met de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn. In de Gezinsherenigingsrichtlijn staat dat een vreemdeling die is toegelaten in het kader van gezinshereniging na een verblijf van meer dan vijf jaar, recht heeft op een 'autonome verblijfstitel', zoals een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf. De richtlijn bepaalt verder dat de voorwaarden over de verlening van de autonome verblijfstitel in nationaal recht worden vastgesteld, maar de richtlijn geeft niet aan wat deze voorwaarden zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak wil van het Hof van Justitie weten of deze voorwaarden uit integratievoorwaarden mogen bestaan, zoals het halen van een inburgeringsexamen.
Schorsing behandeling
De Afdeling bestuursrechtspraak schorst de behandeling van de zaken in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie in Luxemburg. Daarna zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van deze zaken voortzetten en hierin definitief uitspraak doen.
Volledige tekst uitspraak
Lees de uitspraak met zaaknummers 201600860/1 en 201604637/1.