Indringendere toets voor de bestuursrechter in asielrelaas

Contentverzamelaar

Indringendere toets voor de bestuursrechter in asielrelaas

De rechter die een afwijzende asielbeslissing moet toetsen, mag zijn oordeel vaker dan voorheen in de plaats stellen van de beslissing van de staatssecretaris. Dat volgt uit de EU-Procedurerichtlijn, zo oordeelt de Raad van State in enkele opmerkelijke uitspraken. Hij geeft daarvoor aanwijzingen aan de bestuursrechters.

Op 13 april 2016 heeft de Raad van State in een aantal uitspraken voor het eerst uitleg gegeven aan de regel uit de Europese Procedurerichtlijn over de manier waarop de bestuursrechter een standpunt in een besluit van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van een asielrelaas moet toetsen. 

In de twee zaken waarin de Raad van State deze meer indringende toets introduceert werd door de Raad van State uitleg gegeven aan artikel 83a van de Vreemdelingenwet 2000. Dat artikel implementeert artikel 46, derde lid, van EU-Richtlijn 2013/32/EU betreffende de gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (de Procedurerichtlijn).  Artikel 83a van de Vreemdelingenwet bepaalt dat de toetsing van de rechtbank een volledig en actueel onderzoek moet betreffen naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.

Bij de toetsing van het asielrelaas kan de bestuursrechter in sommige zaken zelf beoordelen of het asielrelaas geloofwaardig is, zo oordeelt de Raad van State. In die gevallen moet de bestuursrechter indringend toetsen. Soms heeft de staatssecretaris op aspecten en bestanddelen van een besluit beslissingsruimte. Het gaat dan om zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van niet met bewijs gestaafde verklaringen en vermoedens van een vreemdeling.  In dat geval zal de bestuursrechter moeten toetsen of de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat dat asielrelaas ongeloofwaardig is. Maar ook in dat geval moet de bestuursrechter de zorgvuldigheid en motivering van de besluitvorming van de staatssecretaris waarbij hij die beslissingsruimte gebruikt, toetsen.

De Raad van State zag in beide zaken geen reden om het EU-Hof om prejudiciƫle uitleg van de Procedurerichtlijn te verzoeken.

Meer info: