Nauwere samenwerking tussen 17 lidstaten om vermogensstelsels voor internationale paren te regelen
Nieuwsbericht | 04-03-2016
De voorstellen bevatten regels die van toepassing zijn bij (echt)scheiding, waardoor er een eind komt aan parallelle en mogelijk tegenstrijdige procedures in verschillende lidstaten over bijvoorbeeld onroerend goed of bankrekeningen. De voorstellen scheppen dus juridische duidelijkheid voor internationale paren.
Bij (echt)scheiding of overlijden van een partner kunnen 16 miljoen internationale paren binnen de EU met complicaties te maken krijgen door omslachtige administratieve procedures en onduidelijke rechtsgevolgen, zoals: wat gebeurt er met mijn huis als ik ga scheiden en mijn ex een andere nationaliteit heeft? Welke rechter kan mij helpen? De voorgestelde regels scheppen juridisch duidelijkheid en vergemakkelijken het ingewikkelde proces van verdeling van gezamenlijk vermogen, ongeacht waar dat zich bevindt.
De voorstellen verduidelijken welk nationale gerecht bevoegd is hen te helpen bij het beheer van hun vermogen of de verdeling ervan bij (echt)scheiding of overlijden. De voorstellen bepalen ook welk recht geldt als het recht van meer dan één land van toepassing zou kunnen zijn. Het wordt bovendien gemakkelijker om gerechtelijke beslissingen over het vermogen te laten erkennen en uitvoeren in een andere lidstaat.
Aangezien er voor de goedkeuring van de vorige voorstellen uit 2011 geen unanimiteit kon worden verkregen in de Raad, hebben 17 lidstaten verzocht om nauwere samenwerking voor de vaststelling van deze wetgeving. Die 17 lidstaten vertegenwoordigen 67 % van de totale bevolking van de EU en een meerderheid van de internationale paren in de EU.
De niet-deelnemende lidstaten zullen de bepalingen van hun nationaal recht (met inbegrip van hun voorschriften inzake het internationale privaatrecht) blijven toepassen op grensoverschrijdende situaties in verband met de huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.
Achtergrond
De Commissie heeft op 16 maart 2011 twee voorstellen voor een verordening vastgesteld die betrekking hebben op de vermogensstelsels voor internationale paren: een voor gehuwde paren en een voor geregistreerde partners. Omdat deze voorstellen betrekking hadden op het familierecht, moesten zij in de Raad unaniem worden goedgekeurd.
De Raad kwam in december 2015 tot de conclusie dat unanimiteit voor de vaststelling van de twee verordeningen niet haalbaar was. Zeventien lidstaten (Zweden, België, Griekenland, Kroatië, Slovenië, Spanje, Frankrijk, Portugal, Italië, Malta, Luxemburg, Duitsland, Tsjechië, Nederland, Oostenrijk, Bulgarije en Finland) verzochten de Commissie daarom een besluit voor te stellen voor nauwere samenwerking tussen de betrokken landen op het gebied van de vermogensstelsels voor internationale paren (zowel echtparen als geregistreerde partners). Het kabinet verzocht de instemming van de beide kamers voor de deelneming aan de nauwere samenwerking (lees de kabinetsbrief).
De voorstellen zijn gebaseerd op artikel 81, lid 3 van het EU-Werkingsverdrag, dat unanimiteit voorschrijft voor de besluitvorming in de Raad. Bovendien is voor Nederland op grond van artikel 3, lid 4 van de goedkeuringswet van het Verdrag van Lissabon de uitdrukkelijke instemming van het Nederlandse parlement vereist ( meer ECER-info over het parlementaire instemmingsrecht).
Door nauwere samenwerking kan een groep van ten minste negen lidstaten maatregelen uitvoeren als de 28 lidstaten het niet unaniem eens kunnen worden. Ander EU-landen kunnen zich later bij de groep aansluiten, indien zij dat wensen ( meer ECER-info over nauwere samenwerking).
Steeds meer Europeanen wonen niet langer in hun thuisland: er zijn momenteel ongeveer 16 miljoen internationale paren in de EU. Van de 2,4 miljoen nieuwe huwelijken in 2007 had 13 % (310 000 huwelijken) een internationale dimensie. Van de 211 000 geregistreerde partnerschappen in de EU in 2007 hadden er 41 000 een internationale dimensie. De kosten van parallelle gerechtelijke procedures in verschillende landen, ingewikkelde zaken en rechtszaken lopen op tot naar schatting 1,1 miljard euro per jaar.
Volgende stappen
Voor de vaststelling van het besluit om nauwere samenwerking toe te staan, is een gekwalificeerde meerderheid in de Raad vereist en moet het Europees Parlement zijn goedkeuring verlenen. De twee verordeningen over de uitvoering van de nauwere samenwerking moeten door alle 17 deelnemende lidstaten worden goedgekeurd, en het Europees Parlement moet worden geraadpleegd. De overige elf lidstaten mogen wanneer zij dat wensen ook later aan de nauwere samenwerking deelnemen.
Meer informatie: