Rapport Europese Rekenkamer over aquacultuur toont stagnering van productie
Nieuwsbericht | 29-11-2023
Het gaat om het op 15 november gepubliceerde Speciaal verslag 25/2023 “Aquacultuurbeleid van de EU - Stagnerende productie en onduidelijke resultaten ondanks meer EU-financiering”, dat beschikbaar is op de website van de ERK .
Achtergrond Aquacultuur verwijst naar het kweken van vis, schaal- en schelpdieren, algen en andere aquatische organismen. Het kweken kan plaatsvinden in mariene, brakke of binnenwateren en in op het land gelegen voorzieningen die zijn uitgerust met waterrecirculatiesystemen. De duurzame ontwikkeling van aquacultuur (in economisch, sociaal en milieuopzicht) is een van de belangrijkste doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Europese Unie.
In 2020 bedroeg de totale aquacultuurproductie van de EU 1,1 miljoen ton. Spanje, Frankrijk, Griekenland en Italië zijn de belangrijkste aquacultuurproducerende EU-landen (ongeveer twee derde van de totale EU-productie).
Aquacultuur is een belangrijk onderdeel van de EU-strategie voor de blauwe economie. Het draagt bij aan voedselzekerheid en wordt door de Europese Green Deal gepromoot als een bron van eiwitten met een lagere koolstofvoetafdruk. Met steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (1,2 miljard euro toegewezen in 2014-2020) en de opvolger ervan, het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (1 miljard euro toegewezen in 2021-2027), wil de EU de ecologische duurzaamheid van de aquacultuur op lange termijn garanderen en voordelen behalen op economisch, sociaal en werkgelegenheidsgebied.
Het rapport De auditors van de ERK hebben gekeken naar de periode 2014-2020 en naar de bepalingen en programma’s die ten tijde van de controle al waren vastgesteld voor de periode 2021-2027.
Uit het Speciaal verslag blijkt dat het bedrag dat voor de periode 2014-2020 exclusief aan aquacultuur werd toegewezen, meer dan driemaal het totaalbedrag was dat in 2007-2013 werd uitgegeven. Noch de Europese Commissie, noch de lidstaten konden echter volgens de auditors aantonen dat een dergelijke stijging nodig was, hetgeen leidt tot redenen om te geloven dat er te veel EU-geld op tafel is gelegd. Een groot deel hiervan is niet uitgegeven en het is mogelijk dat de lidstaten niet alle beschikbare middelen tegen eind 2023 (de uiterste datum waarop uitgaven als subsidiabel worden beschouwd) kunnen uitgeven. Neveneffect is dat de EU-landen in de praktijk bijna alle projecten hebben gefinancierd, ongeacht hun verwachte bijdrage aan de aquacultuur doelstellingen van de EU. Zouden lijnen selectiever zijn uitgezet, dan zou dat wellicht tot een grotere vangst hebben geleid.
Ondanks de 1,2 miljard euro die voor de periode 2014-2020 beschikbaar is gesteld, merken de auditors op dat de totale EU-aquacultuurproductie is stilgevallen. In Italië en Frankrijk (de twee grootste aquacultuur producenten) is de productie zelfs gedaald. De sociaaleconomische indicatoren zijn ook niet veelbelovend; het aantal aquacultuurbedrijven neemt af en het aantal arbeidskrachten in deze sector is tussen 2014 en 2020 gedaald.
Tot slot wijzen de auditors op zwakke punten in het monitoringsysteem. Ze konden geen enkele reeks indicatoren vinden waarmee ze de milieuduurzaamheid van de sector konden beoordelen, hoewel dit een van de hoofddoelstellingen van het EU-beleid is. De gegevens die momenteel worden gerapporteerd over wat er met EU-middelen is bereikt zijn zowel inconsistent als onbetrouwbaar en bevatten duidelijk overschatte resultaten, waarden die drie keer worden meegeteld en cijfers die fluctueren. Daardoor konden de auditors niet vaststellen welke bijdrage EU-middelen leveren aan de sociale en milieuduurzaamheid van de aquacultuursector of aan zijn concurrentievermogen.
Meer informatie: Nieuwsbericht Europese Rekenkamer ECER-dossier: Visserij