Roamingverordening geldig

Contentverzamelaar

Roamingverordening geldig

De zogenoemde ‘roaming-verordening’ uit 2007 is geldig. Dat heeft het EU-Hof bepaald in een Britse zaak waarin door een aantal grote Europese telecombedrijven de geldigheid van de verordening ter discussie werd gesteld. Het is een van de weinige keren dat het Hof toetst aan het subsidiariteitsbeginsel.

Roaming (Engels voor ‘rondzwerven’) houdt, kort gezegd, in dat een mobiele telefoongebruiker zijn telefoon kan blijven gebruiken ook al bevindt hij zich niet meer binnen het gebied van het netwerk waar hij geregistreerd staat. In een roamingovereenkomst laat een aanbieder van een netwerk voor mobiele telefonie een andere aanbiedertoe op zijn netwerk. Roamen vindt bijvoorbeeld plaats als men de grens oversteekt naar een andere lidstaat. In sommige gevallen blijft de aanbieder hetzelfde, maar wordt bellen toch duurder omdat een persoon van een andere netwerk gebruikt maakt.

Dit terwijl er in de EU één regelgevingskader voor elektrische communicatienetwerken is afgesproken. Binnen dit kader hebben nationale toezichthouders bevoegdheden gekregen om regels te stellen, maar het is erg lastig om dat te doen voor grensoverschrijdende fenomenen zoals roaming. Het is lastig na te gaan of bedrijven zich wel aan de regels houden in het buitenland. Bovendien verstoort nationaal ingrijpen de concurrentie in de EU. Daarom heeft de EU de roaming-verordening vastgesteld.

In de verordening heeft de EU niet alleen regels gesteld aan de kosten die netwerkaanbieders elkaar berekenen, maar ook een maximum aan de roamingtarieven voor consumenten. Grote telecombedrijven, zoals T-mobile, Vodafone en Orange vinden dat de EU hierin niet bevoegd is en bovendien te ver is gegaan, en betwisten de geldigheid van de verordening bij de Britse rechter.

Het Hof oordeelt dat de EU-wetgever (de Raad en het EP), de juiste rechtsgrondslag hebben gebruikt (artikel 95 EG, verbetering voorwaarden interne markt) en dat zij niet het subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel hebben geschonden. Bij de toets aan het subsidiariteitsbeginsel, die voor het Hof vrij zeldzaam is, bepaalt het Hof dat vanwege de ‘onderlinge afhankelijkheid’ tussen de roamingtarieven voor netwerkaanbieders en de consumententarieven voldaan is aan het subsidiariteitsbeginsel. De EU kan de wholesaletarieven niet aanpakken zonder ook de retailtarieven aan te pakken.