Verblijfsrecht derdelander
Nieuwsbericht | 12-12-2007
De uitspraak Eind (C-291/05) is de meest recente in een serie uitspraken van het Hof van Justitie over het verblijfsrecht in de EU van derdelanders die gezinslid zijn van een EU-burger. Uit de eerdere uitspraken van het Hof volgt dat deze gezinsleden een EG-recht op verblijf hebben dat is gekoppeld aan het verblijfsrecht dat de EU-burger bezit krachtens het EG-recht. Uit de Singh-uitspraak (C-370/90) volgt bovendien dat dit afgeleide verblijfsrecht kan worden ingeroepen indien de Unie-burger terugkeert naar zijn land van herkomst om aldaar in loondienst of zelfstandige te gaan werken. De Eind-uitspraak maakt duidelijk dat ook indien de EU-burger terugkeert naar zijn land van herkomst zonder daar economisch actief te zijn, zijn gezinsleden uit een derde land aan het EG-recht een recht ontlenen op verblijf bij de Unie-burger. Deze gezinsleden moeten zich dan wel eerder al in de lidstaat waar de EU-burger werkzaamheden verrichtte, bij hem gevoegd hebben.