Vernieuwde EU-regels inzake grensoverschrijdende bewijsverkrijging en betekening van gerechtelijke stukken in civiele zaken
Nieuwsbericht | 11-12-2020
Achtergrond
In 2014 presenteerde de Europese Commissie een mededeling inzake de EU-agenda voor justitie voor 2020, waarin de politieke prioriteiten op het gebied van justitie en binnenlandse zaken uiteen werden gezet. In de mededeling benadrukte de Commissie dat moest worden nagegaan of de procedurele rechten in burgerlijke zaken moesten worden versterkt. Met name op het gebied van de betekening en kennisgeving van (buiten)gerechtelijke stukken en de bewijsverkrijging.
Op 25 november 2020 heeft de EU twee nieuwe verordeningen aangenomen die de bestaande EU-regels inzake grensoverschrijdende bewijsverkrijging ( verordening 2020/1783 ) en grensoverschrijdende betekening en kennisgeving ( verordening 2020/1784 ) in civiele zaken herzien. De twee verordeningen zijn vanaf 1 juli 2022 van toepassing.
Betekeningsverordening
Sinds 13 november 2008 geldt tussen de lidstaten van de EU verordening 1393/2007 (hierna: Betekeningsverordening). De Betekeningsverordening voorziet in kanalen en uniforme procedures voor het verzenden van (gerechtelijke) stukken naar een andere EU-lidstaat met als doel deze documenten in die EU-lidstaat te overhandigen (“betekenen”) aan de persoon voor wie die documenten bestemd zijn.
Op grond van deze regeling kan een ‘verzendende instantie’ (o.a. een gerechtsdeurwaarder in Nederland) een stuk versturen naar een ontvangende instantie in een andere EU-lidstaat. In Nederland zijn onder meer de gerechtsdeurwaarders aangewezen als ‘ontvangende instantie’. Daarnaast zijn er andere wijzen van betekening en kennisgeving mogelijk, zoals de betekening of kennisgeving per post bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging.
In 2017 heeft de Commissie een evaluatie van de Betekeningsverordening uitgevoerd. De resultaten van deze evaluatie vormden de aanleiding voor een herschikking van de Betekeningsverordening ( verordening 2020/1784 ). Voorbeelden van wijzigingen zijn:
Bewijsverordening
Sinds 1 januari 2004 geldt tussen de lidstaten van de EU verordening 1206/2001 (hierna: Bewijsverordening). Het doel van de Bewijsverordening is om het vergaren van bewijs dat zich in het buitenland bevindt, te vergemakkelijken door de samenwerking tussen de gerechten van de EU-lidstaten bij het verkrijgen van bewijs te verbeteren, te vereenvoudigen en te versnellen.
Als bijvoorbeeld in een procedure in Nederland het voor de rechterlijke beslissing nodig is om een getuige te horen die in een andere EU-lidstaat verblijft, dan kan de Nederlandse rechter het gerecht van de EU-lidstaat waar de getuige woont, verzoeken om de getuige te doen horen dan wel verzoeken om de getuige in diens eigen lidstaat rechtstreeks te mogen horen.
In 2017 heeft de Commissie een evaluatie van de Bewijsverordening uitgevoerd. De resultaten van deze evaluatie vormden de aanleiding voor een herschikking van de Betekeningsverordening ( verordening 2020/1783 ). Het gaat onder meer om de volgende inhoudelijke wijzigingen:
Meer informatie: